De regeringsleiders proberen halverwege juni een akkoord te bereiken over het financiële kader waarbinnen de Unie in de periode 2007 tot en met 2013 zal opereren. De Commissie presenteerde woensdag het definitieve pakket met voorstellen. Dat vormt de basis voor de onderhandelingen.

Het college wil het niveau van de jaarlijkse betalingen vastleggen op gemiddeld 1,14 procent van het gezamenlijk nationaal inkomen. Zes landen, te weten Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, Oostenrijk en Zweden, verlangen echter een veel zuiniger aanpak, omdat zij naar hun mening te veel moeten bijdragen aan de gemeenschappelijke kas. Zij dringen aan op een bovengrens van 1 procent.

De uit Litouwen afkomstige Grybauskaité constateerde nog eens dat de omvang van de middelen zoals aangegeven in de voorliggende plannen past bij de politieke doelstellingen en afspraken waarmee de lidstaten zelf door de tijd heen hebben ingestemd. „Zij moeten nu hun beloften omzetten in daden”, benadrukte zij.

Tegelijk toonde zij echter bereidheid om in te schikken. Zij zinspeelde op wat zij noemde „een gulden middenweg.” „Ik hoop op een tussenoplossing. Die zal zeker op een hoger peil liggen dan 1 procent, maar het zal ook anders worden dan de Commissie wenselijk acht. Het moet voor alle partijen aanvaardbaar zijn. Niemand mag het gevoel krijgen te hebben gefaald”, aldus Grybauskaité. Zij voegde daaraan toe dat er binnen het team van voorzitter Barroso overigens nog niet is gepraat over een „terugvalpositie.”

Eventuele besparingen zullen waarschijnlijk gezocht worden in de sfeer van de uitgaven voor technologisch onderzoek en voor plattelandsontwikkeling, suggereerde zij. Zij duidde die categorieën in dit verband aan als „het meest kwetsbaar.”