Zelfstandigheid versus zelfbeslissingsrecht
„Zelf doen!” Dit woordzinnetje wordt vaak door jonge kinderen uitgesproken als vader, moeder, broer of zus de helpende hand wil bieden. Het zou niet goed zijn als een kind die drang om dingen zelf te doen niet zou hebben. Dan is er iets aan de hand.
Die behoefte om zelf keuzes te maken, zelf dingen te regelen en uit te voeren zit mensen in het bloed. Het hoort bij hen. Opvoeden wordt wel eens genoemd: Jezelf overbodig maken. Inderdaad, ouders leren het kind tanden te poetsen en na verloop van tijd neemt het kind dit zelf over. Opvoeden is altijd gericht op zelfstandigheid.
De woorden zelfontplooiing, zelfredzaamheid en zelfbeslissingsrecht worden vaak in één adem genoemd met zelfstandigheid. Er is een nauwe samenhang tussen die begrippen en het maken van keuzes. Kiezen houdt in dat een afweging wordt gemaakt. Voor de beslissing is de kiezer verantwoordelijk. Een jong en onervaren kind kan geen keuzes maken. Dat doen de ouders voor hem. Naarmate kinderen ouder worden, kiezen ze vaker zelf.
Wettelijke bepalingen
Kiezen is iets dat mensen steeds vaker moeten doen. Er is een vrijwel oneindige reeks van keuzemogelijkheden ontstaan op allerlei gebieden. Twee voorbeelden van totaal verschillende aard. Voor de eeuwenoude samenlevingsvorm van man en vrouw, het huwelijk, zijn alternatieven gekomen, zoals samenwonen, LAT-relatie, proef- en homohuwelijk. Het vanzelfsprekende van een duurzame verbintenis van een echtpaar is vervangen door keuzemogelijkheden.
Een tweede voorbeeld. Jongeren die zich oriënteren op een beroep kunnen aanvankelijk door de bomen het bos niet zien. Wat een veelheid aan mogelijkheden.
Over het verschijnsel kiezen heeft de Duitse theoloog en kerkhistoricus S. Holthaus zeer wetenswaardige dingen geschreven. Hij hanteert het begrip keuzedwang. Als je dit woord bekijkt, is de innerlijke tegenstrijdigheid zichtbaar. Kiezen heeft iets in zich van vrijheid, dwang staat daar lijnrecht tegenover. Wat bedoelt hij met keuzedwang? Hij brengt dit in verband met het verdwijnen van zekerheden op tal van gebieden. Dat uit zich in geestelijke richtingloosheid. Juist dat maakt kiezen tot zo’n inspannende bezigheid.
Zingevingssystemen
Toch past volgens velen het onophoudelijke kiezen bij het menszijn. De mens is volgens hen volledig voor eigen daden verantwoordelijk. Hij mag zich niet verbergen achter zoiets als de Gods voorzienigheid, maar moet voor 100 procent de gevolgen van zijn eigen keuzes aanvaarden. Godsdienst wordt in deze redenering gezien als een mogelijkheid om te ontsnappen aan de puur menselijke verantwoordelijkheid.
Het leven van reformatorische mensen wordt eveneens gekenmerkt door keuzedwang. Ook die maken dagelijks keuzes. Hoe je het ook keert of wendt, dat oefent invloed uit op ons denken en dat van onze jongeren. De laatsten weten niet beter dan dat het leven uit kiezen bestaat. Voor velen in onze samenleving zelfs op levensbeschouwelijk gebied. In onze multiculturele samenleving zijn veel religieuze inspiratiebronnen beschikbaar die voor medeburgers zin en betekenis aan het leven willen geven.
Binnen onze eigen kring is in kerkgenootschappen de laatste decennia de diversiteit ook toegenomen. De toegankelijkheid van digitale bronnen op godsdienstig gebied versterkt de gedachte dat er ook in dat opzicht te kiezen is.
Het zal duidelijk zijn dat dit verdergaat dan de hierboven genoemde zelfontplooiing en zelfredzaamheid. We komen dan in de buurt van het zelf ontwerpen van het leven. Kiezen uit tal van mogelijkheden, keuzes maken die van belang zijn voor de vulling en inhoud van alle aspecten van het leven, is de hoogste vorm van het autonome denken. Je niet meer laten gezeggen in voorschrijvende zin door anderen, past daarbij.
Daarnaast is het een gegeven dat jonge mensen zich in steeds mindere mate laten inspireren door gesloten zingevingssystemen. Die geven velen een gevoel van beperktheid, soms beklemming, dat niet past bij de vele andere aspecten van het leven waar keuzes te maken zijn.
Wat is er een groot onderscheid tussen gedachte van zelfontwerpen en de manier waarop ds. M. Golverdingen het doel van opvoeding definieert. Hij schrijft: „De vorming van de mens, in afhankelijkheid van de zegen des Heeren, tot een zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid om al de gaven, die hij van Hem ontving, te besteden tot Zijn eer en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden, waarin God hem plaatst.”
In deze omschrijving wordt het begrip zelfstandigheid in een bijbels kader geplaatst. Het gaat niet om autonomie. De mens heeft een dienende taak, in de eerste plaats ten aanzien van God, Zijn Schepper, en vervolgens ten opzichte van de medemens.
Het is nodig onze jongeren en ook onszelf steeds die spiegel voor te houden met de vraag: „Waar is mijn activiteit primair op gericht?” Jozua hield in zijn afscheidstoespraak het volk Israël ook een keuzemogelijkheid voor: „Kiest u heden wie gij dienen zult.” Hij mocht door het geloof met vastberadenheid zeggen: „Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.”
Die geloofskeuze heeft ons veel te zeggen. Zij wijst een betere weg voor onze tijd dan het ikgerichte zelfontwerpen.
Dr. W. Fieret, voorzitter centrale directie Van Lodensteincollege in Amersfoort, Hoevelaken en Kesteren