„RK-Kerk medeschuldig aan antisemitisme”
De Rooms-Katholieke Kerk heeft een belangrijke rol gespeeld in de opkomst van moderne antisemitische bewegingen sinds het einde van de negentiende eeuw. Tot deze conclusie komt de Amerikaanse hoogleraar David Kertzer. Hij bestrijdt het officiële standpunt van het Vaticaan uit 1998 als zou de RK-Kerk zich wel schuldig hebben gemaakt aan anti-judaïsme, maar niet aan antisemitisme.
De conclusies van Kertzer staan in zijn recent verschenen boek ”In Gods Naam; de Katholieke Kerk en de jodenvervolging” (uitg. Prometheus, Amsterdam), een vertaling van ”The Popes against the Jews”.
De auteur, hoogleraar sociale wetenschappen, antropologie en Italiaanse studies in Providence (VS), doet verslag van de gang van zaken sinds het herstel van het Vaticaan als kerkelijke staat in 1814 en de terugkeer van paus Pius VII uit ballingschap. Hij bespreekt het leven van Joden in de getto’s, de gedwongen doopsels en het hardnekkige verwijt van rituele moord.
Joden in de kerkelijke staat werden nog in de negentiende eeuw vervolgd en aangehouden als ze zonder het verplichte gele merkteken op hun kleren liepen. Joden mochten geen openbare ambten bekleden en werden beschouwd als permanente bedreiging voor christenen.
De RK-Kerk was een van de belangrijkste architecten van de overgang van de oude, middeleeuwse vooroordelen tegen de Joden naar de moderne, politieke antisemitische beweging voorafgaande aan de holocaust, is Kertzers conclusie.
Volgens de auteur werd het moderne antisemitisme niet alleen door de kerk aangehangen, maar ook actief verspreid via officiële en niet-officiële kerkelijke organen. Er werd openlijk gesproken over de Joodse honger naar wereldmacht.
In 1867 droeg paus Pius IX ertoe bij dat de beschuldiging van Joden van rituele moord -het aloude verwijt: Joden hebben het bloed van christelijke kinderen nodig voor hun paasbrood- een nieuw aanzien kreeg. Hij ondernam stappen om de verering van een gemarteld kind een steviger grondslag te geven.
Joden zouden volgens velen een gezworen vijand van het algemeen welzijn zijn. Vooraanstaande rooms-katholieken verklaarden de antisemitische geweldsexplosie in Duitsland uit het feit dat Joden niet in getto’s waren ondergebracht. De Joden bedreigden de godsdienst overal en de maatschappelijke chaos breidde zich uit. In een befaamd rooms-katholiek orgaan werd in 1880 gesteld dat de Joden tot een afzonderlijk ras behoorden, een vreemd, etterend gezwel dat de samenleving ziek maakte.
De gedachte dat de Joden in het geheim samenspanden om de wereldheerschappij te krijgen, was een thema dat een van de grondslagen van de moderne antisemitische beweging vormde. Het Joodse volk werkt niet, schreef een pater, maar drijft handel met het bezit en het werk van anderen. „Het is de reuzenoctopus die alles met zijn enorme tentakels omsluit.”
Niet alleen de Heilige Stoel deed mee aan de kruistocht van het Vaticaan tegen de Joden in de laatste twee decennia van de negentiende eeuw; een „breed, groeiend netwerk” van rooms-katholieke kranten deed dat eveneens. „Al heeft de kerk het geloof in de biologische inferioriteit van Joden nooit aanvaard”, aldus Kertzer, „ze verbreidde wel antisemitische opvattingen, zoals de gedachte van een geheime Joodse samenzwering, de Joodse verovering van de wereld, hun immoraliteit, de Joodse oproep om weerloze christenkinderen te vermoorden en hun bloed te drinken, en hun afkeer van het vaderland.”
Om de maatschappij in haar geheel goed te beschermen, moesten de Joden worden afgezonderd en hun rechten worden beperkt. Het beeld van de Jood als fundamenteel slecht en als een voortdurend gevaar voor de christelijke maatschappij was een vast bestanddeel van het wereldbeeld van het Vaticaan, stelt de schrijver.
De RK-Kerk reageerde ook niet op de uitbarstingen tegen de Joden in Polen, waar in het begin van de twintigste eeuw maar liefst 3 miljoen Joden woonden. De Joden zouden volgens de kerk verantwoordelijk zijn voor de opkomst van het bolsjewisme. De rooms-katholieken deden niets om de gedachte te bestrijden dat de moorden tijdens de pogroms de eigen schuld van de Joden waren. Ze werden zelfs verantwoordelijk gehouden voor de zwakte binnen de Poolse staat. Door hun streven naar een Joods Polen vormden ze een bedreiging voor de integriteit van Polen.
Nog in de jaren twintig verkondigde een Franse pater dat de Joden twee doeleinden overal gemeenschappelijk hadden: de universele heerschappij over de wereld en de vernietiging van het rooms-katholicisme, uit haat tegen Christus.
Toen het antisemitisme in Midden-Europa in de jaren twintig en dertig feller werd, zweeg de paus in alle talen, aldus Kertzer.
Het boek eindigt met een tragische gebeurtenis van ongekende omvang. Op 16 november 1943 omsingelden de Duitse soldaten het oude getto in Rome en dreven daar meer dan duizend Joden bijeen. Het Vaticaan keek toe. Ze werden in een trein naar Auschwitz gezet. Slechts een handvol zou daar levend uitkomen.