Hoogleraar: Terreuroefening was broodnodig
Nederland oefent te weinig voor rampen. Dat stelde hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding B. Ale van de Technische Universiteit in Delft woensdag tijdens een rondleiding over het terrein van de terreuroefening in de Amsterdam ArenA. „Vijf jaar geleden hadden we de ramp in Enschede. Sindsdien is er geen grote oefening meer geweest en als er geen sprake was van terreurdreiging, was het waarschijnlijk helemaal vergeten".
Ale wil nog niet inhoudelijk op de crisisoefening ingaan. „We kunnen pas achteraf kijken of het goed is gegaan. Maar je leert altijd ontzettend veel van zo’n oefening, hoe hij uiteindelijk ook verloopt". De hoogleraar vindt het scenario van Bonfire goed gekozen en erg realistisch. „Ik vind het goed dat ze rekening hebben gehouden dat de aanslag ook gericht kan zijn op de hulpdiensten".
Daarmee doelt Ale onder meer op het busje met explosieven dat na de twee ontploffingen in de garage werd ontdekt en een eventuele antrax–dreiging. Het rampterrein bleef daardoor de eerste paar uur na de explosies afgesloten voor de hulpverleningsdiensten, waardoor de slachtoffers in de ArenA verstoken bleven van medische bijstand.
In geval van een ramp kan Nederland heel wat aan, denkt Ale. „We zijn een rijk land en beschikken over veel goede spullen. Natuurlijk is het niet perfect. Zo mankeert er bijvoorbeeld nog van alles aan de communicatie. Dat blijft een zorgenkindje".
Volgens de hoogleraar draagt een dergelijke oefening er dan ook vooral toe bij dat de contacten tussen overheid, politie, brandweer en geneeskundige hulpdiensten verbeteren. „Het is belangrijk dat ze elkaar kennen en elkaar weten te vinden".