De Geus kritisch over WW–plannen SER
Minister De Geus van Sociale Zaken is kritisch over de plannen van werkgevers en vakbeweging over hervorming van de WW. In een brief aan de Sociaal–Economische Raad (SER) vraagt de bewindsman zich dinsdag af of de armoedeval voor laag betaalden wordt versterkt door de voorgestelde hogere werkloosheidsuitkering in de eerste twee maanden.
De Geus vreest bovendien dat de hogere uitkering van 75 procent van het laatstverdiende loon tot gevolg kan hebben dat de WW „een meer aantrekkelijk alternatief" wordt in sectoren met cyclische en seizoenswerkloosheid. Ook worden „vormen van herhalingswerkloosheid veel minder teruggedrongen dan in de kabinetsplannen", doordat de toegang tot de WW minder wordt aangescherpt.
Eind vorige week zei minister Zalm van Financiën al dat volgens berekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) geplande besparingen onvoldoende worden gehaald met het SER–plan. Wegens verblijf in het buitenland kon de verantwoordelijk bewindsman voor de WW, De Geus, toen niet reageren.
Begin maart ging de Tweede Kamer akkoord met het kabinetsplan, waarin mensen tenminste 39 van de laatste 52 weken gewerkt moeten hebben voor een uitkering. Alleen als de SER met goede alternatieven komt voor de voorgenomen bezuiniging, kan het kabinetsplan van tafel.
De sociale partners buigen zich momenteel over een voorstel van de kroonleden in de SER. De vakbeweging en werkgevers willen daarmee voorkomen dat mensen met korte contracten, vooral jongeren en uitzendkrachten, de dupe worden van de kabinetsingrepen. Dat zou de flexibiliteit uit de arbeidsmarkt halen.
Momenteel geldt dat mensen tenminste 26 van de laatste 39 weken gewerkt moeten hebben om bij ontslag een WW–uitkering te krijgen. Volgens het SER–plan wordt dat 27 van de laatste 39 weken. Ontslagen werknemers krijgen dan de eerste twee maanden een uitkering van 75 procent van het laatstverdiende loon. Daarna ontvangen ze nog een maand lang 70 procent van hun laatste loon.
Mensen die langer dan vier jaar aan de slag waren, krijgen vervolgens voor ieder gewerkt jaar een maanduitkering van 70 procent. De WW–uitkering kan maximaal drie jaar en ruim twee maanden duren, tegen vijf jaar nu. Ouderen moeten ook worden ontzien. Bijvoorbeeld door 60–plussers bij de vervolguitkering geen vermogens– of een partnertoets toe te passen.
Vooral door die maatregelen voor ouderen, worden volgens het CPB besparingen onvoldoende gehaald. De Geus vraagt zich af of werkgevers en de vakbeweging kunnen voorkomen de ouderenregelingen „alsnog als een route voor vervroegde uittreding gaat fungeren." Zo werd de WW in het verleden veel gebruikt om ouderen goedkoop te laten afvloeien bij reorganisaties.