Alarmering brigades voor redding bij kust niet optimaal
Reddingsbrigades hebben een gebrekkige samenwerking met de regionale alarmcentrale. Daardoor zijn ze soms later ter plaatse dan nodig. Dat blijkt uit een onderzoek naar de veiligheidsituatie van badgasten dat de provincie Zuid-Holland vrijdag bekendmaakte.
Na een 112-telefoontje vanaf het strand schakelt de alarmcentrale de politie, de brandweer of de Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij (KNRM) in. De KNRM redt in principe alleen schipbreukelingen. De drie instanties seinen meestal de reddingsbrigades van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen (KNBRD) in. Dit gebeurt echter niet structureel en lijkt afhankelijk te zijn van de aanwezigheid van (informele) contacten.
Het is nog onzeker of de 183 (waarvan 32 strandwachtorganisaties) bij de KNBRD aangesloten verenigingen zullen worden aangesloten op het landelijke communicatiesysteem C-2000. De alarmcentrale stelt hoge eisen aan de beschikbaarheid van de reddingsbrigades, die menen daar niet aan te kunnen voldoen vanwege de afhankelijkheid van vrijwilligers en geldgebrek.
Een ander probleem waar de reddingsbrigades de laatste jaren mee te maken hebben, is een langer durend badseizoen. De nazomerdagen zijn zonniger en de hoge zeetemperatuur maakt het aantrekkelijk voor zwemmers. Maar juist in het naseizoen zijn de golven en stromingen sterker. Een aantal badplaatsen heeft daarom besloten de bewaking van de stranden uit te breiden tot in september.
De reddingsbrigades hebben moeite om die diensten te bezetten omdat het aantal vrijwilligers de laatste jaren is teruggelopen. Verder is er vanaf 2005 geen politie-inzet meer op de stranden van Den Haag en Westland, waardoor er meer druk komt op de brigades.
De gevaarlijkste locaties in Zuid-Holland zijn de strekdammen tussen Westland en Den Haag en bij Ouddorp, de uitwatering bij Katwijk, het Maasvlaktestrand en zeer drukke plekken, zoals de Pier in Scheveningen.
De provincie gaat met de betrokken gemeenten en hulpdiensten overleggen hoe zij de veiligheidssituatie van de badgasten aan de Zuid-Hollandse kusten kunnen verbeteren. Het aantal badgasten dat jaarlijks voor de Zuid-Hollandse kust in de problemen komt, is de afgelopen vier jaar verdubbeld. In 2001 moesten de reddingsbrigades 57 zwemmers in nood helpen. In 2004 was dat aantal opgelopen tot 110.
Een uitschieter was de zomer van 2003, met 135 incidenten, maar dat jaar was het badseizoen uitzonderlijk warm en lang. Het aantal ongevallen met watersporters, zoals roeiers en kite-surfers, is in vier jaar opgelopen van 54 naar 72. In 2002 kwamen een kite-surfer en twee zwemmers om het leven. In 2003 verdronken vier zwemmers, evenals in 2004. In 2000 en 2001 waren er geen doden te betreuren.
De directe oorzaken van incidenten en ongevallen zijn volgens de onderzoekers stromingen, muien en golfslag en onderschatting van het gevaar van de zee of zelfoverschatting. Ook zwemmen bij pieren, strekdammen en golfbrekers zijn een gevaar en soms heeft een incident een medische oorzaak, bijvoorbeeld een hartaanval. Alcohol- en drugsgebruik vormt ook een risico. In de praktijk gaat het vaak om een combinatie van factoren.