Unctad wijst op sterke stijging werkloosheid China
China moet snel maatregelen nemen om een sterke stijging van de werkloosheid te voorkomen. Vele banen dreigen te verdwijnen door China’s toetreding tot de wereldhandelsorganisatie WTO eind vorig jaar, zo waarschuwt de VN-organisatie Unctad.
Volgens het maandag verschenen jaarrapport van de Unctad kan China weliswaar profiteren van het WTO-lidmaatschap door hogere exportopbrengsten en meer buitenlandse investeringen, maar betekent het tevens grote concurrentie voor de inefficiënte staatsbedrijven. Veel banenverlies dreigt bijvoorbeeld in de auto- en textielsector, tenzij ondernemingen daar beter worden geleid, aldus de Unctad.
China is sinds 1 december 2001 lid van de WTO, de organisatie van 144 lidstaten die streeft naar vrijere en eerlijke wereldhandel. In ruil voor de gunstige handelsvoorwaarden van de overige WTO-leden, heeft China zijn markten moeten openen. Steeds meer buitenlandse bedrijven trekken daardoor naar deze hardgroeiende economie.
Staatsmedia in China meldden maandag dat de werkloosheid in de stedelijke gebieden van het land de komende vier jaar kan verdrievoudigen tot meer dan twintig miljoen mensen. Zij verklaarden dit ook voor een groot deel door te wijzen naar China’s toetreding tot de WTO.
De Unctad, die regelmatig studies verricht naar de positie van de Derde Wereld ten opzichte van de ontwikkelde landen en daarmee vooral in de jaren zeventig furore maakte, oordeelt hard over de staatsbedrijven. Die hebben te veel werknemers in dienst, kampen met grote voorraden en zijn niet productief genoeg, zo meent de VN-organisatie.
Aanbevelingen doet de Unctad niet. Toch lijkt het erop dat de werkloosheidsbestrijding voor China een belangrijke uitdaging wordt. De regering publiceerde maandag een beleidsdocument met als uitgangspunten om de werkloosheid binnen de perken te houden en hogere inkomens voor de Chinese werknemers te bewerkstelligen.
Dit jaar wil de regering acht miljoen nieuwe banen creëren en de werkloosheid in de steden beperkt houden tot 4,5 procent van de beroepsbevolking. Vorig jaar was dat 3,6 procent.
De goede voornemens zijn waarschijnlijk in een stroomversnelling gekomen door de toenemende arbeidsonrust in China. De afgelopen maanden gingen al enkele malen werknemers boos de straat op, een verschijnsel dat in de 53-jarige geschiedenis van de volksrepubliek niet vaak is voorgekomen. Daarbij ging het vooral om werknemers die officieel nog wel in dienst zijn van staatsbedrijven, maar feitelijk thuiszitten. Zij klaagden over te weinig overheidssteun en eisten een ’echte’ baan.
Tussen 1998 en 2001 hebben al 25,5 miljoen mensen de staatsbedrijven moeten verlaten. Daarvan vonden 16,8 miljoen mensen een nieuwe baan, aldus regeringscijfers. Buiten de steden is de situatie ernstiger. Circa 150 miljoen mensen van het platteland zouden naarstig op zoek zijn naar banen in de steden.