Minder hulp bij flesvoeding
Kraamhulp op medische indicatie; dat wordt in de toekomst ook in Nederland de praktijk. Concreet betekent het dat de duur van de hulp aan moeder en kind afhankelijk wordt van de gezinssituatie. „Als je voor flesvoeding kiest in plaats van voor borstvoeding, krijg je minder hulp.”
„U krijgt maximaal dertig uur.” Kraamverzorgster Marit Leurgans moest het laatst zeggen tegen het gezin waar ze kwam kramen. „Het viel hun rauw op het dak. Ze gingen nog uit van de oude situatie: acht dagen van acht uur.”
Leurgans is bang dat het niet de laatste keer is dat ze iets dergelijks meemaakt. „Deze moeder was tijdens de zwangerschap overgestapt naar een andere verzekeraar, maar los daarvan hoor ik van veel kennissen en collega’s vergelijkbare ervaringen. Acht keer acht; dat krijg je bijna nergens meer.”
Ria van der Windt, docente verpleegkunde en stagebegeleidster van het Hoornbeeck College, drukt zich iets stelliger uit. „Het oude beroep van kraamverzorgende staat op het punt te verdwijnen. Dat duurt geen tien jaar meer. In de toekomst bezoekt een kraamverzorgster twee, drie gezinnen per dag en draagt ze alleen nog zorg voor moeder en kind. De rest is voor mantel- en thuiszorg. Voor veel van onze studenten is dat een reden om niet uit te stromen als kraamverzorgende. Bovendien is het steeds moeilijker om aan stageplaatsen te komen voor onze studenten.”
Beiden constateren hetzelfde: om tegemoet te komen aan de bezuinigingsdrift van de overheid knijpen zorgverzekeraars de kraamhulp uit als een citroen. Wat overblijft? Veel instructie, veel voorlichting, in de gaten houden hoe moeder en kind zich na de bevalling ontwikkelen en -als de tijd het toelaat- nog wat licht huishoudelijk werk. Daarmee verdwijnt het Nederlandse kraamsysteem -wereldwijd uniek- van de kaart.
„Verzekeraars knijpen in de gemiddelde zorgduur”, zegt Johan van der Ham, interim-directeur van het in de gereformeerde gezindte opererende Agathos Thuiszorg, dat in 2002 de stichting Bureau Kraam- en Gezinszorg (BKG) overnam. „De meeste willen uitkomen op een kraamtijd van gemiddeld 45 uur.”
Het nieuwe systeem, waarbij kraamhulp uitsluitend nog wordt verleend op indicatie, doet vanaf het tweede kwartaal van dit jaar zijn intrede, verwacht Van der Ham. „Alle kraambureaus werken dan volgens een protocol. Ze kijken naar de gezinsomvang, de sociale omgeving, de samenstelling van het gezin en naar de wensen van de moeder. Afhankelijk daarvan wordt de kraamduur bepaald. Kiest een moeder voor flesvoeding, dan krijgt ze minder punten en dus minder kraamtijd. Flesvoeding kost de kraamverzorgster minder tijd.”
„Bah”, zegt kraamverzorgster Leurgans, „helemaal verkeerd. Op die manier moet je al in de eerste week hele stukken uit het huishouden aan de vader overlaten. Heel onbevredigend, want ook voor hem is het feest. En mag hij misschien ook de geboorte van zijn kind nog verwerken? Voor mijn gevoel ben ik zo geen kraamverzorgster meer.”
Het gezin waar de kraamverzorgster al na dertig uur moest afhaken, behoorde tot haar kennissenkring. Leurgans: „Dat maakte het extra zuur. Ik heb de periode van acht dagen maar in mijn eigen tijd volgemaakt, althans de ochtenden. ’s Middags kon het gezin zich redden met familie en vrienden. Maar dat lukt niet iedereen. Je merkt dat steeds meer mensen uit een klein gezin komen. Voor je het weet, sta je er dan toch alleen voor als kraamvrouw.”
Van der Windt: „Een gezellige kraamtijd staat of valt met een goede kraamverzorgster. Ook aan het wel of niet slagen van borstvoeding levert de kraamverzorgende een grote bijdrage. Dat valt straks weg.”
De ontwikkelingen gaan de docente aan het hart. Toch ziet ze een lichtpuntje. „Veel studenten vinden de kraam best leuk, maar zien op tegen het huishoudelijk werk dat ze moeten doen. Als de kraam straks beperkt blijft tot de zorg voor moeder en kind wordt het vak voor een bepaalde categorie studenten juist heel interessant.”
Dit is het eerste deel van een korte serie over de toekomst van de kraamhulp in Nederland. Zaterdag reageren zorgverzekeraar Pro Life en kraamorganisatie RST.