Jaren zeventig: oplossing of probleem?
Soms voelde hij zich een verrader. Dat was als hij, strak in ’t pak, een vroegere medeactievoerster met blauw punkkapsel en leren laarsjes tegenkwam. Wat was er over van zijn idealen uit de jaren zeventig?
Het dilemma dat de vroegere kraker uit de kring rond radio De Vrije Keijser dinsdagavond tijdens een debat over de jaren zeventig schetste, bleek uiterst herkenbaar voor de vele vijftigers die de presentatie van het boek ”Tien rode jaren: Links radicalisme in Nederland 1970-1980” bijwoonden. Vergrijsde hoofden knikten.
Links zijn ze nog altijd, dat blijkt uit de -nu wel beschaafde- blijken van instemming en afkeuring uit het publiek. Maar na het actievoeren uit de jaren zeventig moesten ze het gewone leven in, een carrière opbouwen. De ex-kraker werd manager. Hij voelde zich soms een verrader van zijn eigen idealen.
Een aantal jongeren dat rond 1970 de universiteiten en hogescholen binnenkwam, was vastbesloten de maatschappij grondig te veranderen en de verzuilde structuren te doorbreken. Deelnemers schetsten dinsdagavond hun bevlogenheid. „De wereld lag aan onze voeten en we wilden de bezem halen door alle terreinen van het leven. Nederland werd een actieland. Er waren eindeloos veel praatgroepen. Iedereen was voortdurend bezig met alle zielenpoten op de wereld die je maar kon bedenken. Je stond voortdurend onder druk van de linkse beweging om politiek correct te denken. De schreeuwlelijken maakten de dienst uit en -we schamen ons er nu voor- pestten bijvoorbeeld in Groningen de niet-marxistische hoogleraren weg.”
Die periode beschreef Antoine Verbij uit Berlijn nu in een boek. In een bijbehorend manifest (www.jarenzeventig.nl) stelt hij samen met een linkse geestverwant dat het gebruikelijk is geworden „om de jaren zeventig de schuld te geven van alles wat er mis is in de huidige samenleving. Onzin. Het erfgoed van de jaren zeventig is eerder de oplossing dan het probleem.” Degenen die het meemaakten, zwijgen nu vaak bedremmeld. Maar: „Dat moet veranderen.”
Na jaren van onrust en acties was het opeens voorbij. De krakers moesten aan het werk. „We hadden een hoop tijd verloren aan links activisme. We hadden het idee dat we die tijd moesten inhalen. Begin jaren tachtig zag je veel vroegere actievoerders richting een carrière gaan. In managementfuncties moesten we dingen doen waar we vroeger tegen waren.”
Helemaal weg was het gevoel toch niet: „Dingen veranderen is zo ontzettend moeilijk. We hebben zo veel geprobeerd, maar je moet ook een leven leiden en een baan zoeken. Maar de ideeën zijn er nog wel. Die proberen we nu op andere plaatsen te verwerkelijken. Buiten de politiek, want daar kregen we het toch niet voor elkaar. Onze ideeën zijn tegengif tegen Fortuyn en dat soort rancuneuze brabbelaars.”
Twee rechtse aanklagers verschenen dinsdagavond op het podium: Volkskrant-columnist H. J. Schoo en socioloog H. Vuijsje kwamen vooral vertellen wat er in de jaren zeventig misging. Tegenover zich vonden ze directeur P. Kalma van het wetenschappelijk bureau van de PvdA en voormalig CPN-kamerlid M. Ernsting.
De jaren zeventig hebben vooral voor een kille, individualistische sfeer gezorgd, vindt Vuijsje. „Dertig jaar na dato zitten we nog steeds met de gebakken peren van dat ikke-denken. De jaren zeventig waren goed, maar de ideeën van die tijd zijn ontaard.”
„In de jaren zeventig ging het over solidariteit, maar de roep om vrijheid leidde daarna tot grote nadruk op autonomie”, zegt ook prof. dr. J. C. Kennedy. Vuijsje: „Linkse mensen wilden solidair zijn, maar ze waren het niet met de mensen die hun buurt onherkenbaar zagen veranderen door de komst van immigranten.”
„Het is hypocriet dat ik hier vanavond niets hoor over de steun van links Nederland voor het rode terrorisme”, stelt een Joegoslavische vrouw. Daar haakt columnist Schoo op in: „Het boek van Verbij vergoelijkt het heulen van links met alle lelijke dingen die er te bedenken waren: socialistische schurkenstaten en terreurorganisaties als de Rote Armee Fraktion (RAF) en de Baader-Meinhof-groep. Dat wordt nu vaak verzwegen, terwijl het bij de dissidenten in het toenmalige Oostblok tot veel verbittering heeft geleid.”
„Er waren zo veel verschillende groepen links”, probeert een vrouw. Maar een ander steekt de hand in eigen boezem: „RAF-terroristen die zojuist in Amsterdam-West iemand hadden gedood, konden daarna rustig overnachten bij vrienden in diezelfde stad. Wij van links hadden meer moeite met het optreden van de staat tegen de terreur dan met de terroristen zelf. Als je er nu op terugkijkt, zeg je: Dat terrorisme was ronduit verwerpelijk.”