Deflatiespook waart rond in Nederland
De economie trekt weer wat aan, zij het moeizaam. De kans op deflatie blijft echter onverminderd groot. In deze economisch instabiele situatie is een klein zetje voldoende om prijzen over een breed front te laten dalen, zegt dr. R. G. M. Kemp, econoom bij EIM, een kenniscentrum voor het Nederlandse bedrijfsleven. „Deflatie kan een economie verlammen.”
Deflatie, het lijkt zo mooi. Daling van het gemiddeld prijspeil doet de koopkracht toenemen. Toch vrezen economen het verschijnsel, dat kan ontstaan na een sterke vraagdaling. „De bestaande kennis is onvoldoende om de gevolgen van deflatie in te schatten”, meent Kemp. „Het kan een economie volledig verlammen.”
Het rare aan deflatie is volgens de EIM-econoom dat het ervoor zorgt dat economische wetmatigheden niet meer opgaan. Inflatie -het tegenovergestelde van deflatie en een bekend verschijnsel in de economie- werkt juist als smeerolie. „Het stimuleert groei omdat het lenen relatief goedkoper maakt. Je betaalt een lening af in euro’s die door inflatie minder koopkracht vertegenwoordigen.”
Bij deflatie werkt alles omgekeerd. „In een situatie van dalende prijzen worden bestedingen voortdurend uitgesteld. Kopers rekenen erop dat prijzen op korte termijn verder zullen dalen. Het is dan verstandig nog even te wachten met een grote aankoop zoals een televisie, een bankstel of een auto.”
Bedrijven op hun beurt zullen minder investeren wanneer de vraag achterblijft. Kemp: „De bestaande productiecapaciteit is dan voldoende of juist te groot. Massaontslag kan het gevolg zijn, waardoor de bestedingen nog verder afnemen. Deflatie brengt een land op deze wijze in een neerwaartse spiraal.”
Hoewel we voor echte deflatie terugmoeten tot de Grote Depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw, is de kans dat het verschijnsel binnenkort optreedt verre van denkbeeldig. De economie trekt weliswaar aan, maar de Nederlandse prijsstijgingen worden steeds kleiner. In vijf jaar tijd daalde de inflatie van 4,6 procent in 2001 tot 1,25 procent dit jaar. Vorige week dinsdag maakte het Centraal Plan Bureau (CPB) bekend dat het voor 2006 een inflatiecijfer van 0,25 procent verwacht.
In enkele economische sectoren zijn al prijsdalingen gesignaleerd. Zo daalden sinds de start van de supermarktoorlog de prijzen in de voedingssector met zo’n 4,5 procent. De Nederlandsche Bank (DNB) meent dat een aanhoudende prijzenslag het inflatieniveau met zo’n 0,4 procentpunt kan drukken. Het omslagpunt waarbij inflatie verandert in deflatie lijkt hiermee angstig dichtbij te komen.
Kemp erkent dit. „Denk daarnaast aan het lage vertrouwen onder zowel consumenten als producenten, het afvlakken van de huizenprijzen en de onvoorspelbare ontwikkeling van olieprijs en dollar. In zo’n situatie is een klein zetje voldoende om de huidige prijsdalingen in enkele sectoren te doen omslaan in algehele deflatie.”
Middelen om deflatie te beteugelen waren altijd al schaars, maar sinds de komst van de Europese Centrale Bank (ECB) is het rente-instrument als belangrijkste middel verdwenen. „Nederland heeft met de laagste inflatie van Europa baat bij een lage rentestand. Deze wordt echter in Europees verband bepaald.”
Maar ook al zou de rente als instrument beschikbaar zijn, dan nog is deflatie moeilijk te bestrijden, zegt Kemp. „Bij een lage rentestand is het effect van een renteverandering beperkt. Een rente lager dan nul is niet mogelijk.”
Het beste medicijn tegen deflatie is volgens Kemp dan ook het voorkomen ervan. „De overheid kan door middel van tijdelijke belastingmaatregelen inkomens ondersteunen, waardoor huishoudens en bedrijven direct meer gaan uitgeven. Ook kan ze zelf meer uitgeven, zodat de vraag op peil blijft.”
De belangrijkste maatregel is echter psychologisch van aard. De regering moet volgens Kemp proberen het vertrouwen van consumenten te bevorderen, zodat ze meer besteden. Het huidige overheidsbeleid draagt daar weinig aan bij. „Discussies over afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en invoering van een vlaktaks versterken het gevoel van onzekerheid onder Nederlanders. De bezuinigingsdrang van de overheid leidt bovendien tot verdere vraaguitval. President Nout Wellink van DNB roept burgers op te ontsparen, maar dat komt niet over wanneer de overheid zelf de broekriem aanhaalt.”
Omdat het deflatierisico voor een groot deel wordt bepaald door variabelen waar de regering geen invloed op heeft, zoals de olieprijs en de euro-dollarverhouding, doen bedrijven er volgens Kemp goed aan te anticiperen op een periode van vergaande prijsdaling. Ondernemingen moeten volgens hem sterk letten op hun kostenniveau en productiviteit. „Zodat ze buigzaam zijn wanneer ze mee moeten met prijsverlagingen.”
Ook doen bedrijven er verstandig aan grote voorraden te vermijden en dienen ze hun vermogensstructuur goed onder de loep nemen. „Het financieren van de onderneming met vreemd vermogen wordt in een periode van deflatie relatief duur.”
Verder raadt Kemp ondernemingen aan zich te richten op sectoren die weinig prijsgevoelig zijn. „Een goed voorbeeld daarvan is het Amerikaanse IBM, dat zich steeds meer toelegt op het geven van advies in plaats van op de productie van prijsgevoelige computers. Ook in de Nederlandse land- en tuinbouw zie je ontwikkelingen waarbij bedrijven proberen te ontkomen aan de prijsdruk, bijvoorbeeld door het introduceren van streekgebonden producten.”