„We doen onze best om meer hulp te mobiliseren, maar we hebben meer steun nodig van de autoriteiten in Pyongyang", aldus Azië–directeur Tony Banbury van het WFP na een vierdaags bezoek aan het land. Hij wil dat Pyongyang een eind maakt aan de beperkingen aan de hulpverlening.

Omdat de voorraden zijn uitgeput is de organisatie al gestopt met het uitdelen van plantaardige olie aan 900.000 oudere Noord–Koreanen. Vanaf deze week stopt het WFP ook met het doneren van essentiële voedingssupplementen aan 600.000 kinderen in crèches en peuterscholen.

Als begin mei nog niets is gedaan zullen 1,2 miljoen kinderen en vrouwen geen hulp meer krijgen en vanaf juni zullen dan nog eens een miljoen andere mensen verstoken blijven van graanproducten, aldus Banbury. De hoeveelheid rijst die wordt verstrekt, is al gereduceerd.

De situatie is sinds september aan het verslechteren. Toen beperkte Pyongyang het aantal bezoeken dat het WFP aan Noord–Koreaanse families mocht brengen om hun behoeftes te inventariseren. Door deze methode kon zijn organisatie volgens Banbury veel doelgerichter hulp verlenen.

De Noord–Koreaanse regering belemmerde de werkzaamheden van het VN–programma. In het land zijn eerder hulpgoederen op de zwarte markt verdwenen, terwijl de bevolking hongerde. Het gemiddelde maandloon van een Noord–Koreaan is 3000 won. Dat is ongveer 1 euro op de zwarte markt.