Van nootmuskaat tot noodtoestand
De Indonesische eilandengroep Molukken is al jaren een van de gevaarlijkste brandhaarden van de archipel. Geweld tussen christenen en moslims heeft de afgelopen drie jaar zeker 6000 levens geëist. In februari tekenden de kemphanen een vredesakkoord, maar dat lijkt nauwelijks stand te kunnen houden.
Zondag vielen er weer zeker twaalf doden door een aanval op christenen op Ambon. De Molukse gemeenschap in Nederland eist internationale maatregelen.
De Molukken beslaan bijna 75.000 vierkante kilometer aan eilanden. De hoofdstad is Ambon op het gelijknamige eiland. De bevolking van ongeveer 2 miljoen zielen is zeer gevarieerd door de oorspronkelijke Maleiers in het westen en Papoea’s in het oosten, en voorts door een mengeling van ’nieuwkomers’ uit Portugal, Nederland en vooral uit Java.
De godsdiensten islam (vijftiende eeuw) en christendom (zeventiende eeuw) kregen vooral aanhang langs de kusten van de circa duizend eilanden.
De Molukken zijn eeuwenlang vooral in verband gebracht met specerijen, vooral nootmuskaat uit de centrale eilanden en kruidnagel uit de noordelijke. Ze werden al door heel Azië verhandeld door Indiase, Chinese en Arabische handelaren, toen de Europeanen ze zelf kwamen halen. Dat waren Portugezen in 1511. Er kwamen daarna Spanjaarden, Britten en Nederlanders (1599). De laatsten kregen de overhand en monopoliseerden de handel.
De onderwerping van de eilanden verliep zeer bloedig. In de negentiende eeuw verloren de specerijen hun economische kracht en werden de Molukken een economische ’achterbuurt’ van Nederlands-Indië. In de christelijke bevolking van de Molukken werd weliswaar door de koloniale heersers geïnvesteerd, omdat die betrouwbaarder en nuttiger zouden zijn dan andere niet-christelijke bevolkingsgroepen in de Gordel van smaragd.
Na de Tweede Wereldoorlog ontwierp Nederland voor de Molukken een autonome staat, Oost-Indonesië. Kort na de onafhankelijkheid in 1949 werden de Molukken echter onderdeel van een sterk gecentraliseerd Indonesië. Christenen op de zuidelijke eilanden kwamen daarom in 1950 in opstand met hun kortstondige Republiek van de Zuidelijke Molukken (RMS). De RMS-regering in ballingschap verblijft in Nederland. Het RMS-ideaal zou volgens waarnemers op de Molukken zelf nog nauwelijks de handen op elkaar krijgen.
De christenen vormden tot de georganiseerde immigratie van Javanen vanaf de jaren zeventig een ruime meerderheid op de Molukken en domineerden de samenleving. Naar schatting 69 procent van de bevolking was christelijk in de jaren zeventig. Nu is dat ergens tussen ruim eenderde en de helft.
Deze dramatische verschuiving heeft voor veel spanningen gezorgd. Die kwamen in januari 1999 bij een onnozel incident tot uitbarsting. Een islamitische buschauffeur kreeg ruzie met een christelijke passagier. Daarop volgden bloedige gewelddadigheden die eigenlijk nog steeds voortduren.
De fundamentalistische gewapende groepering Laskar Jihad speelt volgens velen een cruciale rol in het steeds oplaaien van het geweld op de Molukken. De islamitische groepering zou banden hebben met al-Qaida van Osama bin Laden, hoewel de leider van de groepering dat stelselmatig heeft ontkend.
Kort na het tekenen van het vredesakkoord eerder dit jaar kondigde Laskar Jihad aan niet weg te zullen gaan uit de Molukken. De delegaties die het akkoord bereikten, zouden geen goede vertegenwoordiging zijn geweest van de moslims op de Molukken.
Berichten over aanhoudende betrokkenheid van de Indonesische strijdkrachten bij het geweld op de Molukken zijn al jaren schering en inslag. Jakarta heeft een dergelijk stellingname van het leger steeds tegengesproken.