Mensenrechten niet voor terroristen
Voor het belang van een effectieve terrorismebestrijding zullen de mensenrechten soms moeten wijken. Dat zal per geval moeten worden bekeken.
Bij absolute mensenrechten, zoals het folterverbod, zal de belangenafweging steeds ten nadele van het terrorismebestrijding uitvallen. Maar mensenrechten zoals privacybescherming, godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en het discriminatieverbod kunnen tijdelijk ondergeschikt worden gemaakt.
Dat stelde M. Kuijer woensdag in zijn oratie bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar rechten van de mens aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Kuijer volgt E. Myjer op de leerstoel op. Myjer werd onlangs benoemd als rechter bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Kuijer bepleit het opnemen van terrorismemaatregelen met betrekking tot opsporingsbevoegdheden in een aparte regelgeving, om besmetting van het ’gewone’ strafrecht tegen te gaan. J. Peeters, plaatsvervangend president van de rechtbank in Amsterdam, waarschuwde vorige maand eveneens voor dit besmettingsgevaar. Ook G. Corstens, raadsheer bij de Hoge Raad, wees op de problemen waarin rechters kunnen komen door nieuwe terrorismewetgeving.
Als nieuwe maatregelen in het kader van terrorismebestrijding ten koste gaan van mensenrechten, aldus Kuijer, dan zullen ze moeten zijn voorzien van een deugdelijke wettelijke basis. De noodzaak van een maatregel moet goed zijn gemotiveerd. Duidelijk moet zijn waarom een specifieke maatregel effectief kan zijn.
Als voorbeeld noemt Kuijer daarbij de door het kabinet voorgestelde invoering van een meldingsplicht. Die zou moeten gelden voor personen die verdacht worden van betrokkenheid bij mogelijk terroristische activiteiten maar tegen wie onvoldoende bewijs bestaat om hen op te pakken. Zij zouden zich volgens het voorstel periodiek bij de politie moeten melden om aldus snode plannen in de kiem te smoren. Volgens Kuijer is zo’n meldingsplicht niet effectief bij het voorkomen van terreuraanslagen en kan deze bovendien „heel snel ontaarden in het pesten van personen tegen wie eigenlijk vrijwel geen bewijsmateriaal bestaat.”
Kuijer benadrukt het belang van rechterlijke toetsing van maatregelen en procedurele bescherming van terreurverdachten. Terroristen mogen niet buiten de rechtsorde worden geplaatst. „Het tast de essentie van onze rechtsstaat aan én het creëert slechts een voedingsbodem voor radicale groeperingen”, aldus Kuijer.