Weten en doen zijn twee verschillende zaken. Het is ontrouw de wil van God te weten en die niet te doen. Daarom moeten wij acht geven op de wil van de mens die bovenaan zit en met macht gebiedt en als stuurman het roer in handen heeft. De wil, die ook wel het hart wordt genoemd, moet voor alles omgezet worden, wil het een mens wel gaan.Het verstand is het edelste wat een mens heeft, maar de wil het krachtigste. Deze is boos vanaf de jeugd, alle dagen. Hij heeft niets goeds in zich. Van nature is er niet één mens die een goede wil heeft. Allen zijn ze afgeweken en er is niemand die goed doet. Dat verstand van de boze werken, de zin van het vlees en de gedachten voeren de arme zondaar weg als een helse wind. Zo’n mens stelt zich tegen God en Zijn wet. Hij zegt tot God: Wijk van mij.

Hier moet dus de wet worden verzet en het blad worden omgekeerd. Zoals de koning Asa zijn moeder afzette omdat zij een afgrijselijke afgod had gemaakt. Zo moet de Koning der koningen deze moeder der ongerechtigheid afzetten, opdat zij niet meer heerse en haar afgrijselijke afgod, de zonde, diene. Ze moet de Heere gehoorzaam zijn, zich afkeren van het kwaad en zich toekeren tot het goede. Ja, het kwade laten en het goede doen zijn twee wezenlijke delen van de bekering.

Jacobus Borstius, predikant te Rotterdam (Verborgenheid der Godzaligheid, 1659)