Vernieuwd pact holt tekortnorm uit
Duitsland is „zeer tevreden”, de Europese Centrale Bank (ECB) daarentegen is „ernstig verontrust.” Dat zegt voldoende over de aanpassingen in het stabiliteitspact. Ze openen de deur naar een minder strenge begrotingsdiscipline in de eurozone.
De regeringsleiders van de 25 EU-landen gaven er dinsdagavond zonder veel discussie hun goedkeuring aan. Zij zijn in Brussel bijeen voor de gebruikelijke tweedaagse lentetop. Zondagavond slaagden de ministers van Financiën erin, na een finaal overleg dat bijna een half etmaal vergde, een compromis te bereiken.
Als positief valt in ieder geval aan te merken dat er een akkoord is. „Het stelsel blijft gebaseerd op regels”, zoals premier Balkenende het uitdrukte. Van de afspraken in de oude gedaante ging weinig zeggingskracht meer uit. Die hadden hun geloofwaardigheid verloren sinds Duitsland en Frankrijk in de herfst van 2003 een door de Europese Commissie in gang gezette en aan hun adres gerichte strafprocedure wisten te blokkeren. De twee toonaangevende naties binnen de Unie stelden daarmee het toezicht, met sancties als uiterste consequentie bij een falend beleid, in feite buiten werking.
Het scherpe conflict van toen vormde de aanleiding tot het starten van het nu afgeronde debat over een flexibilisering van de voorschriften. Het uiteindelijke onderhandelingsresultaat betekent een overwinning voor onze oosterburen. Zij wilden af van het knellende keurslijf en zij hebben in belangrijke mate hun zin gekregen. Bondskanselier Schröder hoeft geen aanvullende bezuinigingsmaatregelen te treffen om te voldoen aan de Europese criteria en dat komt hem, met de verkiezingen van 2006 in het vooruitzicht, prima uit.
Als kern van de in 1997 ingevoerde aanpak ter bescherming van de stabiliteit van de gemeenschappelijke munt geldt de verplichting dat het negatieve overheidssaldo de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) niet mag overschrijden. Aan die limiet is niet gesleuteld. Er zal ongetwijfeld een matigende invloed van blijven uitgaan, want de regeringen krijgen geen carte blanche om er wat de omvang van hun uitgaven betreft maar op los te leven. Zij zullen bij het beheer van de schatkist altijd de druk vanuit Brussel voelen. Bovendien moeten zij in goede tijden voortaan meer sparen, zo benadrukt Zalm graag.
Maar er lijkt niet langer sprake van een strikte bovengrens en de kans dat de EU ooit een boete oplegt, wordt een stuk kleiner. Dit hangt samen met de introductie van een scala van uitzonderingsbepalingen die landen volop mogelijkheden verschaffen tot extra bewegingsruimte bij het opstellen van hun begrotingsplannen en die daarmee de vermelde tekortnorm uithollen.
De Bondsrepubliek kan zich bij een buitensporig deficit beroepen op de kosten die nodig zijn om de vroegere DDR er bovenop te helpen. Berlijn beschouwt dit als een erkenning van de bijzondere rol die Duitsland heeft gespeeld bij de opheffing van de deling van het continent. De nieuwe lidstaten uit Oost-Europa mogen voorlopig de lasten die samenhangen met het opbouwen van een solide pensioensysteem als excuus hanteren.
Verder is er een aantal uitgavencategorieën dat voor elk van de partners eventueel als een verzachtende omstandigheid kan fungeren. De omschrijvingen ervan zijn vaag, bijvoorbeeld: betalingen voor versterking van de internationale solidariteit en voor het realiseren van Europese doelstellingen. Die onduidelijkheid brengt het risico mee van eindeloze discussies en politiek handjeklap.
Volgens de nieuwe benadering wordt een overtreding van de 3-procentsnorm overigens alleen getolereerd als die een tijdelijk karakter draagt en als het overmatig tekort toch dicht bij het kritische niveau blijft. Ook hierbij ontbreekt het echter aan een exacte, cijfermatige invulling van wat we hieronder moeten verstaan. De interpretaties op de genoemde punten zullen nog wel eens verschillen. Daardoor is er veel onzekerheid over wat het groei- en stabiliteitspact in de herschreven versie wel en niet toelaat.
De Europese Commissie behoudt de taak in eerste instantie haar visie te geven op alle aspecten van het budgettaire beeld in de eurolanden. Vervolgens vellen de ministers van Financiën een definitief oordeel. Zij hebben het laatste woord.
De afwezigheid van heldere, niet voor tweeërlei uitleg vatbare formuleringen kan daarbij nadelig uitpakken voor de kleinere lidstaten. De grote landen zijn nu eenmaal geneigd om als de eigen belangen dat vragen, hun macht te etaleren en de zaken naar hun inzicht te regelen. De verwikkelingen rond het pact in het najaar van 2003 hebben dat nadrukkelijk aangetoond. Een herhaling van eenzelfde ruzie als die zich toen aandiende tussen rekkelijken en preciezen op het terrein van de begrotingsdiscipline valt voor de toekomst zeker niet uit te sluiten.