Economie

„Coöperatie kan veel sectoren goed doen”

Er is een curieus verschil tussen de burger als burger en de burger als consument. De eerste ziet de boer het liefst met een pijp in de mond, pet op, samen met z’n kinderen eieren uithalen. De consumerende burger let echter op heel andere zaken. Die wil zo veel mogelijk waar tegen een uitgeknepen prijs. „De producent wordt dan een zombie, slachtoffer van de markt.” Coöperatie kan een oplossing zijn.

Niek Sterk
23 March 2005 09:11Gewijzigd op 14 November 2020 02:21
<center> PROF. VAN DIJK <br> …opzitten en pootjes geven…</center>
<center> PROF. VAN DIJK <br> …opzitten en pootjes geven…</center>

In de raadszaal van de Sociaal-Economische Raad (SER) werd dinsdag het boek ”Als ’de markt’ faalt. Inleiding tot coöperatie” aangeboden. SER-voorzitter dr. H. Wijffels ontving het uit handen van prof. dr. ir. G. van Dijk, die het boek samen met journalist en landbouwbeleidsadviseur ir. L. Klep schreef. Van Dijk is directeur van de Nationale Coöperatieve Raad (NCR) en hoogleraar aan Wageningen Universiteit en Nyenrode Business Universiteit.

In weerwil van alle retoriek blijkt de veelbezongen ”vrije markt” nauwelijks in staat om ondernemers hun zelfstandigheid te gunnen, is het adagium. „Je moet als individuele ondernemer wel héél uniek zijn om op eigen voorwaarden de concurrentie aan te kunnen. Een mogelijke uitweg is om als zelfstandigen samen te werken om zo de positie als groep -en daarmee de eigen positie- in de markt te versterken. Zo valt wellicht te realiseren wat op je eentje niet mogelijk is”, zegt de kortste samenvatting.

Van producenten en ”werkers” wordt in de huidige exegese van de vrije markt -met daarin de rol van de consument sterk centraal- in feite een volledige aanpassing verlangd. In het vrijemarktdenken is het taboe tegen de consument te zeggen dat hij maar moet eten wat de pot schaft, aldus de schrijvers.

„Het is blijkbaar geen bezwaar de producent voor te houden dat hij maar moet maken wat de markt vraagt en op de manier die het voordeligste is. De consument heeft de vrije keuze, de producent nauwelijks. Die wordt verondersteld in het keurslijf van efficiënte productie te kruipen: optimale inzet van de eigen productiefactoren. Doet hij dat niet of niet goed genoeg, dan wordt hij weggeconcurreerd of ontslagen, verliest z’n inkomen. Hij mag opzitten en pootjes geven. Doet hij dat niet, dan mag hij voor straf niet meer meedoen”, zegt Van Dijk.

De schrijvers geven een „weinig indrukwekkend” maar toch erg sprekend voorbeeld van een slag die al verloren is. „Een warme bakker heeft aan een drukke winkelstraat een winkel met bakkerij en bovenwoning. Aan het plein bij de parkeerplaats komt een nieuwe supermarkt die haar brood als lokkertje permanent in de reclame heeft. Steeds meer klanten kopen hun brood daar. Vanwege de prijs en het gemak: alle boodschappen in één keer. En de kwaliteit is best redelijk: ze bakken het ter plaatse af, het is nog warm als je het koopt.

De bakker ziet zijn inkomsten slinken. Hij moet besparen op kosten, investeert niet meer in nieuwe apparatuur en is daardoor ook steeds minder in staat om aan nieuwe wensen van zijn trouwe klanten te voldoen. Het resultaat is nog minder klanten. De hypotheek gaat steeds zwaarder drukken. Er is een koper voor zijn pand. En hij zou een baan kunnen gaan zoeken. De supermarkt vraagt een afbakker…”

Van Dijk: „Op dat moment gaat er iets verloren. De bakker verliest de mogelijkheid om het zelfstandige leven te leiden dat hij plezierig vond. Natuurlijk, hij verdient bij de supermarkt wellicht meer dan in de laatste moeilijke jaren voor de sluiting van zijn zaak. Maar hij werkt niet meer thuis, heeft geen eigen bedrijf meer en oefent zelfs niet meer zijn eigen ambacht uit. Aan wat hij nu doet, ontleent hij minder voldoening, minder trots, minder levensvreugde. Hij is levenskwaliteit kwijtgeraakt.”

Wat voor de bakker geldt, geldt voor de boerenondernemer, de ambachtsman. Dat is vaak „iemand die een cirkeltje wil zetten om bepaalde dingen die hij zo wil doen of zo wil houden.”

Vrij ondernemerschap begint echter op alle fronten een zeldzaamheid te worden, zegt Van Dijk. „Ons leven lijkt te zijn geatomiseerd, we mogen nergens meer aan hechten, alles is onderhandelbaar geworden. De markt faalt voor mensen die iets bij elkaar willen houden. Coöpereren betekent dat mensen elkaar opzoeken binnen een cirkeltje.”

Volgens de hoogleraar zou het goed kunnen zijn dat coöperatie -de landbouw is traditioneel het meest succesvol geweest in coöpereren, samenwerken bij inkoop en afzet- in veel meer sectoren een aantrekkelijke optie wordt. „Denk aan de mondialisering en de daarmee gepaard gaande toenemende concurrentie en schaalvergroting. Ondanks alle geroep over de voordelen van de vrije markt kunnen ondernemers zich steeds moeilijker overeind houden in het internationale geweld.”

„Zelfs miljardenbedrijven zoeken daarom coöperatie”, zegt Van Dijk. Ook in de non-food worden de afzetkanalen (winkelketens) en de leveranciers grootschaliger en machtiger. „Om daar qua prijzen, hoeveelheden, kwaliteiten, productkwalificaties, service en leveringsmomenten te kunnen meespelen, is meer nodig dan een kleine of middelgrote onderneming alleen kan opbrengen.

Samen investeren en risico’s delen kan bijdragen aan een hoogwaardige, brede en professionele marktstrategie voor individuele bedrijven. Het Nederlandse coöperatieve ondernemingsmodel is niet voor niets het meest succesvol in de wereld. Mensen zijn op zoek naar solidariteit.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer