Warrig debat over Srebrenica
De Tweede Kamer heeft donderdag het paarse tijdperk afgesloten met een verwarrend debat over Srebrenica. Na de val van het kabinet en het besluit om een parlementaire enquête in te stellen, bleken de verwachtingen van het debat hemelsbreed te verschillen. Gesteggel daarover leidde tot een harde botsing tussen premier Kok en het CDA.
CDA-leider Balkenende ging er vol tegenaan. Hij stelde veel specifieke vragen en was er duidelijk op uit het kabinet aan te spreken op zijn politieke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid was met het aftreden van de ministersploeg feitelijk al genomen, maar dat mocht volgens Balkenende het afleggen van verantwoording niet in de weg staan.
Maar het debat was nog geen kwartier oud, of Balkenende werd onderbroken door VVD-fractievoorzitter Dijkstal. Die achtte het onjuist dat de CDA’er diep doorvroeg op thema’s die later ongetwijfeld in de parlementaire enquête aan de orde zullen komen. Volgens Dijkstal had het kabinet bovendien te weinig tijd gehad om een uitgebreid verantwoordingsdebat aan te gaan.
Het liefst zag Dijkstal, zelf tegenstander van de parlementaire enquête, dat een volgend kabinet met een uitgebreide reactie op het rapport van het NIOD zou komen. Daarover zou de Kamer dan een omvattend afrondingsdebat kunnen houden. Voor dat laatste kreeg Dijkstal overigens geen steun van andere fracties. Zeker niet van het CDA, dat het juist belangrijk vond om het gesprek nog met scheidend premier Kok te voeren.
Wel kreeg Dijkstal steun voor zijn stellingname dat een uitgebreid debat donderdag niet aan de orde kon zijn. D66, ChristenUnie en SGP lieten weten dat zij hun specifieke vragen over het NIOD-rapport liever bewaren voor de parlementaire enquête. Verder toonden ze begrip voor Koks gebrek aan gretigheid om na de val van het kabinet nog een soortement verantwoordingsdebat aan te gaan. „De premier mag wat mij betreft zeer kort antwoorden”, aldus ChristenUnie-kamerlid Van Middelkoop.
GroenLinks en SP kozen echter dezelfde lijn als het CDA. Zijn wilden precieze informatie over bijvoorbeeld de inspanningen die het kabinet in de crisisdagen van juli 1995 heeft ondernomen om de val van de moslimenclave af te wenden. PvdA-leider Melkert nam een tussenpositie in. Hij stelde wel enkele gedetailleerde vragen, maar nam verder nauwelijks deel aan het debat.
Premier Kok liet zich door CDA, GroenLinks en de SP alsnog dwingen tot een uitgebreid debat, waar overigens nauwelijks anderen aan deelnamen dan genoemde partijen. Slechts D66-leider De Graaf mengde zich even in de discussie toen het ging om uitspraken van minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken. Die had in een interview laten weten dat hij persoonlijk het aftreden van het kabinet om het NIOD-rapport niet nodig achtte.
Vlak voor het debat leek premier Kok nog niet uit op een uitgebreide inhoudelijke discussie. Het briefje waarmee hij de Kamer eerder deze week informeerde over de visie van het kabinet op het NIOD-rapport muntte uit door beknoptheid. Kok begon donderdag ook met het uitspreken van de verwachting dat hij veel vragen nog zal beantwoorden wanneer hij door de enquêtecommissie wordt ondervraagd.
Toen Kok zich echter alsnog tot een inhoudelijk debat liet verleiden, bleek pijnlijk waarom hij dat eigenlijk niet zag zitten. Hij en zijn collega-ministers hebben grote moeite concreet te maken wat het betekent dat zij de conclusies van het NIOD over Srebrenica onderschrijven. Kok noch Van Aartsen (Buitenlandse Zaken) noch De Grave (Defensie) kon tijdens hun ellenlange betogen worden betrapt op een zweem van zelfkritiek. De premier is nog steeds van mening dat hij in 1995 alles heeft gedaan wat met de kennis van toen nuttig, nodig en mogelijk was.
Het bracht CDA-leider Balkenende tot de opmerking dat het kabinet de NIOD-conclusies formeel wel onderschrijft, maar er materieel niets mee doet. Het zou volgens hem kunnen verklaren waarom het kabinet niet erg veel zin leek te hebben in een uitgebreid debat. En daar zou Balkenende, gezien het verloop van het debat, wel eens gelijk in kunnen hebben. Premier Kok werd er echter boos van, noemde het „erg misplaatst” en zei „diep gegriefd” te zijn door de opstelling van het CDA.
Balkenendes visie wordt echter ondersteund door de duidelijkheid die minister Van Aartsen heeft geboden omtrent zijn mening over de val van het kabinet. Het lijkt nauwelijks denkbaar dat deze bewindsman samen met minister Pronk eenzelfde omvattende kabinetsreactie op het NIOD-rapport zou kunnen onderschrijven. Pronk is van mening dat de Nederlandse politiek heeft gefaald, terwijl dat volgens Van Aartsen de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap miskent.