Britten turen naar steeds minder vogels
Het aantal inheemse Britse vogelsoorten daalt gestaag, maar het aantal mensen dat de vogels enthousiast bespiedt, neemt almaar toe.
De Koninklijke Vereniging voor de Bescherming van Vogels (RSPB) heeft met meer dan een miljoen vogelliefhebbers meer leden dan de drie grootste politieke partijen samen in het Verenigd Koninkrijk.
De RSPB werd in 1889 opgericht door een klein groepje vrouwen uit Manchester die in actie kwamen tegen het verwerken van veren in hoeden. De RSPB lobbyt inmiddels niet alleen voor de gevederde vrienden, maar heeft al dertig vogelreservaten onder haar beheer.
De populariteit van ”birdwatching” is buitengewoon. Talrijke Britten zien al reikhalzend uit naar de resultaten van een nationale vogelinventarisatie die de RSPB eind deze maand bekendmaakt. Gedurende twee dagen in januari registreerden honderdduizenden RSPB’ers alle vogels in hun tuinen.
De voorlaatste tuinvogelregistratie, eind januari 2004, leverde schokkende cijfers op. Meer dan 400.000 mensen, weer een RSPB-record, registreerden in hun tuintjes of parken in de buurt samen meer dan 8,5 miljoen vogels. Hierbij bleek dat duivensoorten 500 tot 600 procent meer gesignaleerd werden dan bij een eerste inventarisatie van de RSPB in 1979, toen nog slechts 30.000 Britten de stand van het gevogelte opmaakten. De periode toonde onder meer de enorme neergang in het aantal spreeuwen, huismussen en zanglijsters.
De groeiende belangstelling verheugt de RSPB, maar niet alle doorgewinterde vogelspieders zijn blij met de massale toeloop op de vogels.
Het weekblad The Economist meldde vrijdag in zijn nieuwe editie dat er een harde kern van enkele duizenden bespieders is, die zich ”twitchers” noemen. Zij beschouwen zich als de enige echte birdwatchers en leggen vaak grote afstanden af om een bijzondere vogelsoort in levenden lijve te zien rondfladderen. Ze maken ook geluids- en beeldopnames van hun ontdekkingen. De Britse eilanden krijgen zeker 400 soorten over de vloer, waarvan er nog steeds 220 inheems zijn en daarom geen bijzondere verschijning betekenen.
De met verrekijkers bewapende twitchers pogen alle 400 soorten te zien. De weinigen die daarin slagen, kunnen worden opgenomen in de elite van ”de Club 400”. Maar voor het zover is moet er veel worden gesignaleerd en veel gefluit opgenomen. Die laatste bezigheid heet in het jargon ”ticking”, wat volgt op de fantastische ”twitch”, het aanschouwen van de vogel. Wie op een interessante plek arriveert als de vogel helaas reeds is gevlogen, heeft een ”dip”. Verder kan het op de mistige eilanden voorkomen dat het bijzondere vogeltje wel aanwezig is, maar niet goed is te zien. Dat heet een UTV, een ”untickable view”. Die telt uiteraard niet mee om de Club van 400 te betreden.
De twitchers gaan ervan uit dat ze de verschijning van een bijzondere vogel snel aan elkaar doorgeven. De asociale vogelaar die het opduiken van een zeldzaam vogeltje verzwijgt tot dat weer is weggevlogen, pleegt in het jargon ”suppression”.