OM: Van Anraat was bewust van doel geleverde chemicaliën
De Nederlandse zakenman F. van Anraat (62) wist dat de chemische grondstoffen die hij leverde aan het regime van Saddam Hussein, zouden worden gebruikt bij de productie van chemische wapens. Dat benadrukte officier van justitie F. Teeven vrijdag tijdens de pro forma–zitting over de zaak tegen de Nederlander wordt gehouden.
„Sterker nog, het dossier bevat nu reeds sterke aanwijzingen dat de verdachte na de gifaanval op Halabja op 16 maart 1988, rustig door is gegaan met het leveren van grondstoffen”, vertelde de aanklager. „Hij heeft zijn onderweg zijnde transporten niet onderbroken”.
Het landelijk parket van het OM vermoedt dat Van Anraat duizenden tonnen grondstoffen voor chemische wapens tussen 1984 en 1988 aan het voormalige regime in Irak heeft geleverd. De toenmalige regering onder leiding van Saddam Hussein heeft de chemische wapens ingezet in de oorlog met Iran (1980 tot 1988) en tegen de Koerdische bevolking in Noord–Irak.
Dat Van Anraat wist waarvoor de stoffen die hij aan Irak leverde dienden, blijkt ook nog uit verklaringen uit het dossier van de Amerikaanse douane die ook onderzoek naar de Nederlander heeft gedaan. „Daaruit komt naar voren dat de verdachte ervan op de hoogte was dat de door hem geleverde stoffen bedoeld waren voor oorlogsdoeleinden en dat de verdachte de soort stoffen alsmede de bestemming heeft getracht te versluieren”, verduidelijkte Teeven.
Zo bestaat er onder meer een document waarin Van Anraat het inkoopbureau van Irak meldt dat de te leveren grondstoffen een andere omschrijving krijgen en dat als noodzakelijke leugen ook een andere eindgebruiker op de douanedocumenten zal worden vermeld. In een telex van een Japanse handelspartner van de Nederlander die in 1990 in de Verenigde Staten is veroordeeld, staat dat er dan maar noodzakelijke leugens moeten worden verteld over de naam van de eindgebruiker en haven van bestemming. Uit een telex van 22 maart 1988 blijkt volgens de aanklager dat Van Anraat er van op de hoogte is dat er een rookgordijn wordt opgetrokken ten aanzien van de koper van de grondstoffen en dat hij bang is voor de gevolgen.
Uit een rapportage van de Verenigde Naties (VN) valt volgens het OM op te maken dat Van Anraat assisteerde bij de inkoop van grote hoeveelheden tonnages van grondstoffen, nodig voor de completering van het toenmalige Iraakse chemische wapenprogramma. Volgens een bijlage was de Nederlander een van de grootste tussenhandelaren, zo niet de grootste en enige malafide tussenhandelaar, die betrokken was bij de verwerving van grondstoffen en apparatuur voor het Iraakse chemische wapenprogramma.
Ook heeft justitie belastend materiaal gevonden in de informatie die Irak zelf over haar chemische en biologische wapenprogramma aan de VN beschikbaar heeft gesteld. Zo staat in die Iraakse gegevens dat Van Anraat een belangrijke leverancier was van de grondstoffen voor mosterdgas en zelfs de enige leverancier was vanaf 1986. Ook komt naar voren dat is vastgesteld dat er van de chemische grondstoffen van de Nederlander ook daadwerkelijk mosterdgas is gemaakt, dat Irak heeft ingezet in de jaren 1987 en 1988 bij aanvallen met mosterdgas in de tweede helft van de tachtiger jaren.
Van Anraat schudde tijdens het betoog van de aanklager een aantal keren „nee”. Na de toelichting van Teeven gaf de rechtbank aan dat de Nederlander heeft toegegeven dat hij de grondstoffen aan Irak heeft geleverd, maar dat hij niet weet wat er daarna mee is gebeurd. Van Anraat bevestigde die verklaring vrijdag nog eens. Hij zegt dat hij na Halabja geen grondstoffen meer heeft geleverd, maar nog wel contacten heeft onderhouden met de Irakezen omdat hij ze niet direct durfde te verbreken.
De advocaat van Van Anraat, J. van Schaik, vindt dat de rechtbank het OM nu al niet–ontvankelijk in de vervolging van zijn cliënt moet verklaren. Hij plaatste kanttekeningen bij de rol van de AIVD die Van Anraat stimuleerde met de pers te praten en hem liet geloven dat hij niet vervolgd zou worden. „Er kan nu al worden gezegd dat er niet met open vizier is gewerkt. Er is verdenking gecreëerd via de Netwerk–uitzending”, aldus Van Schaik, want het onderzoek naar Van Anraat werd geopend na een uitzending van het televisieprogramma Netwerk in 2003.