Overlevenden van de tsunami zijn hun ‘papieren vlot’ kwijt
Pasjes, diploma’s en op schrift gestelde eigendomsrechten. Zonder dat alles ben je niks en niemand. In de door de zeebeving getroffen gebieden dreven miljoenen mensen op zo’n papieren vlot. Maar het water spoelde alles weg en nu zijn overlevenden op zoek naar wie ze zijn, en wat ze bezitten.
”Grote Baas”, noemen ze hem. Ze, dat zijn de leden van zo’n vijftig families uit het vissersdorp Nam Khem, gelegen op het strand ten noorden van het Thaise vakantiegebied Phuket. Ze hielden hun poot stijf tegenover deze Grote Baas, eigenaar van Far East Company, die al vele jaren het strand opeist om er dure hotels neer te zetten. Precies op de plek waar de vissers hun dorp hebben gevestigd.
Grof geld is er door deze en andere Thaise projectontwikkelaars aan de autoriteiten betaald om de rechten op deze kostbare stroken grond in bezit te krijgen; het enige probleem dat resteerde was de dorpelingen die er zaten, weg te krijgen. Volgens de Thaise wetgeving hebben mensen die ergens neerstrijken om er bijvoorbeeld als visser te werken -in het Engels aangeduid als ”squatters”- recht op het land wanneer tien jaar lang niemand het heeft opgeëist. Welnu, de vissers aan de Thaise westkust zitten al tientallen jaren op die plek, dus ze staan sterk in hun zaak. De projectontwikkelaars stellen daar tegenover dat de families niet de documenten hebben die bewijzen dat ze er al zo lang zitten.
De zeebeving van 26 december heeft alles op zijn kop gezet. Het gebied werd compleet overhoop gehaald, tal van bewoners kwamen om en dus zal veel land opnieuw moeten worden verdeeld onder overgebleven -of: nieuwe- kandidaten. De eigenaar van Far East Company -Grote Baas dus- wenste daar niet op te wachten en greep zijn kans. Wat hij in al die jaren niet wist te bereiken, gebeurde immers nu vanzelf: de vissers uit het dorp Nam Khem sloegen op de vlucht of werden in zee meegesleurd; hun huisjes en bezittingen dreven na de 26e als wrakhout tussen de palmbomen.
En zo begon een nieuwe fase in het getouwtrek om het stuk grond. En niet alleen over Nam Khem, ook rond diverse andere delen van het commercieel gezien kostbare strand van Zuid-Thailand, barstte de strijd om het bezit ervan in alle hevigheid los. Terugkerende bewoners van zeker dertig dorpen vonden de toegang tot hun dorpen -of wat daar nog van over was- geblokkeerd door lieden vanbuiten het gebied die ineens het bezit over het strand hadden opgeëist. Met grof geweld en intimidatie houden deze commerciële krachtpatsers de arme vissers op afstand. „Pas maar op”, klonk het vorige maand in de richting van terugkerende vissersfamilies, „de tsunami wist jullie niet te pakken te krijgen, maar wij weten dat wel.”
Een aantal bewoners van Nam Khem liet zich daar eind vorige maand niet door afschrikken. Ze trotseerden de omheining met het bord ”Geen Doorgang”, en sjouwden hun spulletjes naar de plek waar ze recht op menen te hebben, om er eigenhandig hun huisjes weer op te bouwen.
Deze Thaise toestanden zijn niet uniek, integendeel. In vrijwel alle door de zeebeving getroffen gebieden worden momenteel heftige conflicten uitgevochten over het recht van eigendom op land.
De presidente van de Atjehse vrouwenbeweging Flower Atjeh, Elvida, was vorige week even in Nederland om steun te vragen voor haar werk onder vrouwen in Atjeh. Die hebben het vanwege het conservatieve karakter van de islam toch al niet gemakkelijk; vanwege de zeebeving hebben ze het extra zwaar, aldus Elvida. Vooral weduwen zijn hulpbehoevend, nu ze het recht op land hebben verloren omdat dat op naam van hun omgekomen echtgenoot stond. Maar ook de mannen worstelen er met grote problemen, eigendomskwesties bijvoorbeeld. Want ook in Atjeh zijn stukken land als het ware volledig door elkaar gehusseld, en zijn mensen druk doende het eigendomsrecht op hun stukje grond te claimen. Maar hoe doe je dat als je eigendomspapieren zijn weggespoeld? Elvida: „Alleen dorpshoofden kunnen dan nog uitkomst bieden, omdat zij doorgaans als een betrouwbare informatiebron worden gezien. Is die van jouw dorp nog in leven, dan heb je geluk.”
Elvida weet dat er tal van dorpshoofden zijn omgekomen in de watermassa en stelt dat „het daarom absoluut onduidelijk is hoe deze kwestie -toekenning van land- opgelost zal gaan worden.” Haar organisatie zal zich de komende tijd vooral met het napluizen van eigendomsrechten bezighouden. Ze voegt eraan toe dat dit ook voor Flower Atjeh niet mee zal vallen, omdat van de ruim dertig rechtshulpmedewerkers er nog maar dertien in leven zijn.
Degene die het identiteitsprobleem het scherpst aan de orde heeft gesteld, is de Amerikaans-Indiase schrijver Amitav Ghosh, in zijn gebundelde artikelenserie over de Andamanen en Nicobaren. Dit is de bij India horende eilandengroep, die zich ten oosten van India over een lengte van 700 kilometer (!) uitstrekt in de Golf van Bengalen, tussen Birma (in het noorden) en Atjeh (in het zuiden). De artikelen van Ghosh zijn in Nederland gebundeld onder de titel ”Na de tsunami” en uitgegeven bij Prometheus.
De schrijver bezocht kort na de zeebeving de eilandengroep en werd daar geconfronteerd met de specifieke problemen van Indiase migranten. Die behoren allemaal tot de middenklasse, en, zegt Ghosh, dat betekent je leven lang „drijven op een papieren vlot.” Je identiteitskaart, allerlei op schrift gestelde vergunningen, distributiekaarten, schooldiploma’s en certificaten, chequeboeken, levensverzekeringspolissen en bankafschriften van vastgezette spaartegoeden, dat alles bij elkaar bepaalt wie of wat je bent.
De golven die door de zeebeving het land overspoelden, namen al die papieren mee de zee in, en de gevolgen daarvan zijn voor de overlevenden dramatisch. Ghosh: „De tsunami liet door zijn plotselinge opkomst geen voorbereidingen voor vertrek toe. Niet alleen verwoestte hij de huizen van de overlevenden en decimeerde hij hun families, hij beroofde hen ook van alle bewijsstukken van hun plaats onder de zon.”
Om te laten zien hoe ingrijpend dit verlies is, vertelt Ghosh over zijn ontmoeting met Obed Tara, korporaal in het Indiase leger, en gestationeerd op de Andamanen. Op zijn vraag waarom Tara zich als berooide bewoner niet meldde bij het legerkantoor, antwoordde de man: „Maar de zee heeft mijn uniform meegenomen, mijn distributiekaart, mijn identiteitspas, mijn tribale papieren, alles is weg. Ik kan niet bewijzen wie ik ben. Waarom zouden ze mij geloven?”
Een andere inwoner, Sylvester Solomon, raakte ook al zijn papieren kwijt. Hij had nu geen idee hoe hij ooit nog van zijn zorgvuldig opgespaarde pensioen zou kunnen genieten. Daarbij kwam dat de bank waarop het geld was geparkeerd volledig was weggevaagd - inclusief het archief.
Om toch weer iets van een identiteit terug te krijgen signaleerde Ghosh een opmerkelijk gedrag. Iedereen was op zoek naar pen en papier. Of naar iemand die daarmee rondliep. Zo was het eerste wat een vrouw tegen de schrijver zei toen ze hem zag: „Schrijft u ook namen op? Hier, schrijft u de mijne alstublieft op…” „Je zag een sterke behoefte dat namen werden opgeschreven”, aldus Ghosh, „als een manier om iets van een identiteit terug te krijgen. Identiteit was nu meer dan een mondelinge bewering en niets scheen van groter belang dan een papieren spoor na te laten.”