Multatuli schudde ons land wakker
De hoogleraar Fasseur twijfelt geen moment, als hij tenminste ook literatuur mag noemen. De Max Havelaar van Multatuli (Eduard Douwes Dekker) is volgens hem het mooiste wat de Indische literatuur ooit heeft voortgebracht. Dat boek moet door iedereen gelezen zijn.
„Het is een krachtig, meeslepend werk dat na 150 jaar nog vibreert. De inhoud is meedogenloos scherp, de stijl weergaloos schoon. Het laat zien hoe mooi proza kan zijn. Het begint al direct op de eerste bladzijde als Droogstoppel zijn tirade begint: „Ik ben makelaar in koffie en woon op de Lauriergracht No 37.” Na een halve bladzijde weet je hoe levend, levendig en tijdloos onze Nederlandse taal is. Maar het boek is in de eerste plaats een schreeuw om recht. De Javaan wordt mishandeld, geknecht, uitgebuit door het bekrompen en inhalige Holland. Dat mag niet langer voortduren!”
De jurist/historicus Cees Fasseur is bescheiden. Als hoogleraar in de geschiedenis van Nederlands-Indonesische betrekkingen is hij er immers „al een poosje uit”, hij werkt nu bij de rechterlijke macht. Bovendien kun je hem als voorzitter van het Multatuli Genootschap niet helemaal objectief noemen. Maar het Historisch Nieuwsblad noemde Fasseur in 2001 wel „de machtigste historicus van Nederland.” Zijn ontwerp van de nieuwe politiewet ten tijde van het derde kabinet Lubbers werd nauwelijks opgemerkt; maar met zijn tweedelige biografie van koningin Wilhelmina was zijn naam voorgoed gevestigd. Fasseur, in 1938 geboren in Balikpapan, voormalig Nederlands-Indië, bracht de Japanse bezettingstijd door in een kamp in Semarang. Op zijn twaalfde levensjaar kwam hij naar Nederland. Zijn Nederlands-Indische verleden heeft zijn werk doordrenkt.
De Max Havelaar is één grote aanklacht. „De Negerhut van Oom Tom is toch ook een klinkende aanklacht; waarom zou dat niet mogen? De Max Havelaar is een beschuldiging aan het adres van het Nederlandse beleid en het bestuursapparaat overzee. Tot de Max Havelaar verscheen, in 1860, kwam eenderde van het Nederlandse staatsinkomen uit Indië. Het cultuurstelsel op Java dwong de boeren tegen laag plantloon tropische exportproducten te verbouwen. Koffie, suiker en indigo werden verscheept naar Nederland en door de regering verkocht. De Nederlander hoefde daardoor geen inkomstenbelasting te betalen, dat is pas in 1894 ingevoerd. Grote projecten zoals ons spoorwegnet financierde de staat met Indisch geld. Nederland kocht de Surinaamse slaven vrij op kosten van ’ons’ Indië. Het is frappant dat Nederland zijn koloniën zo gebruikte.”
De Max Havelaar heeft ogen van velen geopend. „Het idee vatte post dat Nederland een opbouwende taak had ten opzichte van de koloniën. Een roepingsbesef dat later met name in antirevolutionaire kring werd beleefd en in praktijk gebracht. De generatie na de oorlog leverde veel ’jonge Pronken’ op, die zich inzetten voor de opbouw van dat land.”
Tijdens de Boekenweek geven historici leestips voor liefhebbers van vaderlandse geschiedenis. Vandaag: Nederlands-Indië.