De predikant moet predikant blijven
Wat verwacht u van de Theologische Universiteit in Kampen? Die vraag stond ook donderdagavond, op de laatste regiobijeenkomst van de vrijgemaakte opleiding, weer centraal. De jubilerende TUK was ditmaal naar Nijkerk afgereisd.
De universiteit belegde in de achterliggende maanden zes regiobijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten gingen bestuursleden en docenten in gesprek met kerkleden over vragen als: Wat voor theologisch geschoolde mensen zijn er anno 2005 nodig? Hoe moet het ambt van predikant in deze tijd worden ingevuld? Welk werk kan er door andere theologisch geschoolde werkers in de kerken worden gedaan?
De TUK kijkt terug op goede ontmoetingen, zei directeur H. Hartog donderdagavond desgevraagd. „We hebben er een goed gevoel bij.” De opkomst lag gemiddeld „ergens tussen de 60 en de 200 mensen.”
Wat in elk geval duidelijk is geworden, aldus Hartog, is „dat mensen toch wel vinden dat een predikant predikant moet blijven. Specialisatie, differentiatie, nee. Daar zijn de meesten nog niet aan toe.”
Moet de TUK haar beleid voor de komende jaren nu aanpassen? „Nee. We zijn de bijeenkomsten heel open ingegaan. We hadden vooraf niet al een of andere blauwdruk gemaakt. We hebben gezegd: Laten we nu, bij ons 150-jarig jubileum, eerst eens even pas op de plaats maken en kijken wat gemeenteleden van ons verwachten. Wat zij willen.” Komend najaar organiseert de Kamper universiteit een serie vervolgbijeenkomsten. Hierop zullen de resultaten van de regiobijeenkomsten worden gepresenteerd.
Na enkele korte inleidingen gingen de ruim honderd belangstellenden donderdagavond in groepen uiteen. Dat een predikant predikant moet blijven, kwam ook in de groep van dr. P. H. R. van Houwelingen naar voren. Wat voor predikant? „Een van de trends die ik waarneem, is dat het postmodernisme een beetje voorbij is”, zei een aanwezige. „Er is behoefte aan mensen die gewoon, ouderwets zeggen hoe het zit. Dus, predikanten: schroom niet. Mensen verwachten een heldere boodschap. Niks multi-interpretabel.”
„Jawel”, tekende een ander aan, „maar dan moet hij zich wel bij de Bijbel houden en niet zijn eigen stokpaardjes gaan berijden. Wij hadden laatst een predikant die uitvoerig begon aan te geven waarom de Nieuwe Bijbelvertaling niet deugt. Nou, dat moet niet op de kansel.”
De eerste weer: „Ik constateer ook een vermaatschappelijking van het kerkzijn zelf. Als ik dan zo’n uitspraak van de kantonrechter in de zaak Zeewolde lees, dat op een predikant het arbeidsrecht van toepassing is, of als ik hoor over beleidsplannen die een kerkenraad moet opstellen, dan denk ik: dat hoeft voor mij echt niet. Ik zit zelf in het bedrijfsleven, en dan ben je blij dat je in de kerk van die ballast een beetje verlost bent. En wordt het bedrijfsleven er beter van? Ik kan u zeggen van niet.”
Een ander toonde zich wel blij met een meer zakelijke benadering van het predikantschap. „Dat predikanten gecoacht worden, een mentor krijgen, daar ben ik alleen maar blij mee. Veel predikanten lopen zichzelf voorbij.”
Een predikant moet ook authentiek zijn - en blijven, vonden de aanwezigen. „Als je merkt dat wat hij zegt hem ook zelf wat doet, dat hij uit zijn hart spreekt, dan komt dat misschien wel tien keer zo sterk over als wanneer hij er eigenlijk los van staat.” Een ander: „En dat wil de jeugd ook.”
Midden in de maatschappij staan, dát moet een predikant in 2005. „Ik zou zeggen: stop hem eens een poosje in een fabriek”, gaf een vrouw aan. Een ander: „Mijn moeder zei vroeger: Waarom hebben nu juist predikanten geen dienstplicht? Juist voor hen zou dat goed zijn. Een predikant moet wel weten wat er leeft.”
Daarom moet hij ook niet helemaal ontslagen worden van pastorale taken, vond de groep. „Alleen al om zijn idealisme niet te verliezen. En om te blijven zien hoeveel ellende er is. Daar kan hij dan weer op ingaan in de preek.” Maar veel pastoraat kan ook door ambtsdragers worden verricht. Bejaarden bezoeken bijvoorbeeld. „Nou”, wierp iemand tegen, „bij ons in de gemeente gaan ouderlingen soms wel vier keer per jaar in het bejaardenhuis op bezoek. Maar dan nog willen mensen dat de dominee komt.” „Dan moet de kerkenraad de gemeente heropvoeden”, opperde een aanwezige. Een ander: „Organiseer een seniorenmiddag. Dan ben je van alles af.”
„U zegt: Prediking en onderricht zijn de belangrijkste taken van een predikant, maar vergeet de pastorale poot niet”, vatte dr. Van Houwelingen de optiek van de groep samen.
„Ziet u het zitten als predikanten zich toeleggen op enkele taakgebieden en de andere elementen overlaten aan collega’s, met wie ze bijvoorbeeld in teamverband samenwerken?” luidde een gespreksvraag. „Ik vind dat helemaal niks”, klonk een bondig antwoord. „Ik heb nog altijd wel een beetje de gedachte dat een dominee door God geroepen is, in deze gemeente. Daar ligt dit niet mee in lijn, vind ik.”
Anderen toonden zich iets genuanceerder. Dat predikanten meer zouden communiceren met hun collega’s of met hun kerkenraad, zou bijvoorbeeld helemaal niet verkeerd zijn. Functioneringsgesprekken, meer intervisie, terugkomdagen op de TUK: het zou allemaal te overwegen zijn. „Er lopen te veel predikanten vast.”