Remonstranten bespreken nieuwe geloofsbelijdenis
De remonstranten zijn bezig met het opstellen van een nieuwe geloofsbelijdenis, ”een proeve van belijden”. Zaterdag werd deze tijdens een algemene vergadering van beraad in Amersfoort besproken.
De vroegere belijdenissen dateren uit 1621 en 1940. De vergadering, rond het thema ”Uitgedaagd. Wij geloven - wat geloven wij?”, werd bezocht door ongeveer 300, vooral oudere, mensen.
De individuele geloofsbeleving staat niet ter discussie, aldus dr. Johannes Tromp, want een belijdenistekst is niet bindend. De vrijheid van het individuele geloof is een groot en duur bevochten goed.
Dr. Tromp, universitair docent theologie aan de Universiteit Leiden en lid van de theologische commissie van de Remonstrantse Broederschap, somde twee argumenten tegen een nieuwe geloofsbelijdenis op. Toen de eerste geloofsbelijdenis in 1621 werd opgesteld, vrij kort na de Nationale Synode van Dordrecht, kwam er kritiek van de remonstrantse predikant/dichter Dirk Rafaëlszn. Camphuizen, die in 1619 openlijk de zijde van de remonstranten gekozen had. Hij vreesde voor geloofs- en gewetensdwang.
Dr. Tromp ontzenuwde deze vrees door te stellen dat remonstranten nu niet meer bang hoeven te zijn voor geloofs- en gewetensdwang, van welke zijde dan ook.
Het tweede argument is dat een geloofsbelijdenis alleen in bijzondere tijden wordt opgesteld: 1940 was net als 1621 zo’n bijzonder jaar in verband met de inval van de nazi’s.
De theoloog bracht hiertegen in dat er al vanaf 1928 aan het document is gewerkt en dat de aanneming ervan in 1940 geen spontane reactie was op de Duitse inval, al was het wel „het stellen van een daad.”
De totstandkoming van een geloofsbelijdenis moet naar zijn mening niet in de eerste plaats afhankelijk zijn van de tijd, ook al lijkt de tijd nu rijp. „Het is niet belangrijk of de tijd rijp is, maar of wij ervoor rijp zijn.”
Een andere reden voor het opstellen van een geloofsbelijdenis is de wens om de „lat hoger te leggen”: „Gekoesterd moet niet worden de twijfel, het stamelen of de ontoereikendheid. Die dingen zullen altijd bij ons zijn, daar hoeven we geen werk van te maken. Gekoesterd moeten worden de verwachting en de hoop, en voor die koestering is oefening en inspanning nodig. En dan dus ook het altijd weer net iets hoger leggen van de lat: proberen of je vandaag net iets meer over de inhoud van je eigen, individuele geloof durft te zeggen dan gisteren.”
De tekst is opgesteld door de theologische commissie. In het bijzonder prof. dr. J. Goud (hoogleraar wijsgerige theologie inzonderheid met betrekking tot het vrijzinnig denken aan de Universiteit Utrecht) heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Vorig jaar is er over de proeve een boek verschenen met als titel: ”Wij geloven. Wat geloven wij?”, dat in de gemeenten is besproken.
Er is nogal wat verschil tussen de tekst van 1940 en de nieuwe proeve. In de oude belijdenis wordt, in het spoor van de apostolische geloofsbelijdenis, eerst gesproken over God de Vader, daarna over God de Zoon en de Heilige Geest en ten slotte over de kerk en de komst van het Koninkrijk van God.
De proeve begint als volgt: „Wij weten en willen aanvaarden dat onze geest zijn rust niet vindt in de zekerheid van wat hij weet of belijdt.”
Na nog een aantal zinnen over de mens volgt de eerste zin over God: „Daarom geloven wij in Gods Heilige Geest…” Daarna komt een onderdeel over Jezus Christus, „het gelaat van God dat ons aanziet en verontrust.” De woorden ”God de Vader” komen in het stuk niet voor, wel ”de Eeuwige”, Die ook genoemd wordt ”het witte Licht”.
Over de kerk wordt gezegd: „Wij geloven dat de kerken, feilbaar en verdeeld, maar één van geest bij alle onderscheid…”
Tijdens een workshop over oecumene bleek er geen eenstemmigheid te bestaan over het begin van het nieuwe belijdenisgeschrift. Een aantal deelnemers wilde liever inzetten met een belijdenis over God in plaats van een start te maken bij de mens. Ook werd opgemerkt dat de zinsnede: „Daarom geloven wij in Gods Heilige Geest”, te veel uitgaat van de mens. Het is dus nog lang niet zeker dat de voorliggende tekst gehandhaafd wordt.
Bezoekers van de bijeenkomst konden zich hierover uitspreken door het invullen van een enquêteformulier, waarop ze konden aangeven of ze verder willen gaan met deze proeve. Als dat het geval is kan de tekst, wellicht met enkele wijzigingen, in 2006 worden aangeboden aan de algemene vergadering van bestuur.