Een vereniging in opspraak
De Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en de Zondagsheiliging maakt moeilijke tijden door. Tijdens de laatste jaarvergadering kwamen ernstige beschuldigingen aan het bestuur aan de orde. Ook daarna duurden de zorgen rond de vereniging voort. De jongste ontwikkeling is dat de accountant de relatie heeft opgezegd. De voorzitter ziet de perikelen als een aanval van satan; verontruste leden vinden daarentegen dat er orde op zaken moet worden gesteld.
Het bestuur is met vijf man sterk aanwezig. Slechts twee leden ontbreken. De Vereniging voor Zondagsrust, zoals de organisatie in de wandeling wordt genoemd, is in opspraak. Het bestuur vindt dat deze krant daaraan mede schuldig is. Het heeft voor het gesprek met de verslaggevers van deze krant de mouwen opgestroopt.
Vooral voorzitter E. de Groot, die al bijna 41 jaar deel uitmaakt van het bestuur, heeft het niet op het RD begrepen. Het verslag van de laatstgehouden ledenvergadering vond hij ronduit „waardeloos” en ook de gesprekken die hij in het verleden met de RD-top had, zinden hem niet.
„We hebben verschillende keren kritiek geuit op advertenties waarin stond dat winkels op zondag geopend zijn. Het wordt elke keer afgedaan als een ”slip of the pen”. Ik heb de laatste keer tegen de directeur gezegd: Daar trap ik niet meer in. Het RD gaat steeds meer op de toer van de commercie. Ik zeg het op persoonlijke titel: het RD is ons zeer vijandig gezind. Dat woord neem ik niet terug. Als er een andere reformatorische krant komt, zal ik me er meteen op abonneren”, zo laat de 75-jarige De Groot onomwonden weten. Later in het gesprek zullen andere bestuursleden afstand van die uitspraak nemen. Het is niet de enige keer dat het bestuur er blijk van geeft niet op één lijn te zitten.
Ontslag werknemer
Op 2 maart had in Barneveld de jaarlijkse ledenvergadering van de vereniging plaats waarbij het ontslag ter tafel kwam van tweede administrateur J. van Rijswijk. Meegedeeld werd dat er tussen hem en het bestuur een „onwerkbare relatie” was ontstaan. Dat was maar een deel van de waarheid. Ook de verhouding tussen Van Rijswijk en zijn chef M. van Prooijen was ernstig verstoord.
Voorzitter De Groot houdt nog steeds vol dat een conflict tussen het bestuur en Van Rijswijk de belangrijkste oorzaak was van het ontslag. Ook Van Prooijen zelf, die het gesprek met de RD-verslaggevers bijwoont, ziet dat zo. Maar penningmeester mr. L. Vogelaar ontkent desgevraagd niet dat de verstoorde verhouding tussen Van Rijswijk en Van Prooijen wel degelijk een rol speelde bij het ontslag.
De conclusie die hij uit de affaire rond het ontslag heeft getrokken, ligt ook helemaal in die lijn. „Wij moeten als bestuur een goed overzicht hebben van de onderlinge taakafbakening tussen de beide administrateurs”, zegt hij.
De Groot: „Maar die hébben we al.”
Meer wil het bestuur niet over de zaak kwijt omdat partijen hebben afgesproken geen negatieve uitlatingen over elkaar te zullen doen. Daarom neemt Vogelaar het de schoonvader van Van Rijswijk kwalijk dat hij de kwestie tijdens de jaarvergadering aan de orde stelde. Die drong erop aan dat het bestuur de oorzaak van het arbeidsconflict zou aanpakken. Wat zijn schoonzoon had meegemaakt bij de vereniging, zou hem psychisch aan de grond hebben gebracht.
Vogelaar: „Dat is zeer belastend voor de vereniging. Dat had het RD niet mogen publiceren omdat wij niet in staat waren om te reageren.”
Maar het is wel publiek gezegd op een vergadering. Dan had u voor een besloten vergadering moeten kiezen.
Vogelaar: „De naaste familie had er op de vergadering niet over mogen spreken. Volgens de beëindigingsovereenkomst zouden er over en weer geen negatieve uitlatingen worden gedaan.”
Hoe kijkt u als bestuur terug op de kwestie-Van Rijswijk? Welke les is eruit getrokken? Spijt het u dat het zo gelopen is? En hoe zit het met de schuldvraag?
De Groot: „De man ontslaan, dat is de enige les die we kunnen trekken.” Enkele andere bestuursleden geven aan het niet met die opmerking eens te zijn. Vogelaar: „We hebben het natuurlijk betreurd dat ontslag moest worden gegeven. Laat dat duidelijk wezen.” Ook tweede voorzitter Van der Sluis zegt het ontslag te betreuren.
Financieel beheer
Het bestuur ontkent dat het arbeidsconflict verband hield met een dubieus financieel beheer, zoals stichting De Keursteen en andere verontruste leden beweren. Zij willen dat er orde op zaken wordt gesteld. Van Rijswijk zou volgens hen de onregelmatigheden aan de kaak hebben gesteld, wat leidde tot onmin met zijn chef Van Prooijen.
Voorzitter De Groot erkent dat er in het verleden boekhoudkundige fouten zijn gemaakt, maar zegt dat die zijn hersteld. Penningmeester Vogelaar vindt dat ontevreden leden zich tot het bestuur moeten wenden. Naar zijn mening zijn alle twijfels over de financiën tijdens de jaarvergadering weggenomen. Hij wijst erop dat de vereniging over een goedkeurende accountantsverklaring beschikt en dat die alleen wordt verkregen als de administratie aan strenge eisen voldoet.
Inmiddels heeft accountantskantoor Roza echter de relatie met de vereniging opgezegd. Als reden geeft het op dat het bestuur de accountantscontrole uit de statuten wil schrappen. Vogelaar vindt die beslissing van Roza voorbarig: „Het gaat om een voorstel, er is nog niets definitief besloten. Bovendien willen wij de accountantscontrole gewoon handhaven, maar wellicht door een AA-accountant. In de statuten willen we alleen de mogelijkheid opnemen van een andere vorm van controle die van eenzelfde kaliber is.”
Directeur R. van de Geest (RA) van accountantskantoor Roza zegt bij zijn bezwaren te blijven. „Er is maar één erkende controle in ons land en dat is accountantscontrole. Het bestuur heeft kennelijk reden om zichzelf niet langer de verplichting op te leggen tot accountantscontrole. Dat is voor ons aanleiding geweest om de relatie op te zeggen.” Hij wil er met nadruk op wijzen dat het schrappen van een accountantscontrole „niet-alledaags” is.
In diskrediet
Het bestuur betreurt het dat door al deze verwikkelingen het doel van de vereniging in diskrediet wordt gebracht. De Groot: „We kunnen nu wel spreken over financiën en de kwestie van de vertrokken werknemer, maar we mogen niet als een kat om de brij heenlopen. Onze vereniging is uit de nood geboren. Gods Woord zegt ons duidelijk dat de satan omgaat als een briesende leeuw. Hij richt zijn aanvallen inzonderheid op degenen die de waarheid nog belijden. Die aanvallen worden nu op de vereniging gericht.”
Vogelaar: „Het standpunt van de vereniging stuit steeds meer op weerstand. Ik heb het in mijn woonplaats meegemaakt toen ik voorzichtigerwijs het autogebruik op zondag wilde beteugelen, dus niet geheel afschaffen. Dan spreek ik van het niet-noodzakelijk gebruik van de auto. We hoeven niet boven anderen te gaan staan, maar we hebben wel de plicht te waarschuwen. We streven geen wettische invulling van de zondagsrust na, maar we zien wel overal hoe de zondagsheiliging in eigen kring snel achteruit gaat. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het afleggen van visites, het lezen van de krant en het gebruik van telefoon op zondag. Het wezenlijke van de zondagsrust is op de achtergrond geraakt.”
De zorg om de zondagsrust heeft een breed draagvlak in onze gezindte. Alleen over de precieze invulling, zoals het wel of niet gebruikmaken van fiets of auto, wordt verschillend gedacht. De weerstand tegen uw benadering mogen we toch niet verwarren met weerstand tegen het strijden voor de zondagsrust?
Vogelaar: „De vereniging wordt vaak afgedaan als een groep overdreven mensen die zich bezighouden met muggenziften.”
Het valt op dat steeds dezelfde predikanten voor de vereniging spreken. Betekent dit dat het draagvlak van de kerken voor de vereniging minder wordt?
De Groot: „Wij stellen als eis dat een predikant op zondag niet de auto gebruikt. Daarin volgen we de lijn van wijlen ds. J. van Prooijen, onze oud-voorzitter. U zou zeker geen tien predikanten kunnen opnoemen die de auto op zondag niet gebruiken.”
Stijl van brieven
De Vereniging voor Zondagsrust is een van de weinige (landelijke) ideële organisaties in reformatorische kringen die niet zijn aangesloten bij het Centraal Bureau Fondsenwerving. Ze lijkt ook niet de professionalisering te hebben doorgemaakt zoals andere organisaties. Een blijk daarvan is de stijl van de brieven die chef de bureau Van Prooijen verstuurt.
Gemeentebesturen, ondernemers en organisaties die in zijn ogen het vierde gebod schenden, krijgen brieven die niet alleen getuigen van een povere beheersing van de Nederlandse taal maar ook grimmig van toon zijn. Leden klagen daarover al jaren.
De Groot geeft toe dat ook hij wel eens ongelukkig is met de toonzetting van de brieven, maar tilt daaraan niet al te zwaar. „Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Iedereen heeft zijn eigen stijl. Er zijn er die bedanken, maar die gebruiken de toonzetting van de brieven als handvat. Ze staan niet wezenlijk achter de doelstelling en zoeken wat.”
Van der Sluis: De brieven zouden van mij wel wat milder van toon mogen.”
U bent als bestuur wel verantwoordelijk voor die brieven.
Van der Sluis: „We hebben het ook al verschillende keren aan de orde gesteld. Het moet anders.”
Kwestie-Douma
Symptomatisch lijkt verder de gang van zaken rond een gesprek dat een bestuursdelegatie vorig jaar had met de gereformeerd vrijgemaakte emeritus hoogleraar prof. dr. J. Douma. Aanleiding was een artikel van Douma in het Nederlands Dagblad over de besteding van de zondag. Het bestuur vond dat hij veel te ruime opvattingen huldigde en sprak hem hierop aan. In het jaarverslag over 2001, dat aan alle 24.000 leden werd verzonden, is een verslag afgedrukt over het verloop van het gesprek.
Het was voor prof. Douma een onaangename verrassing. „Ik was stomverbaasd over dat verslag. Dat was helemaal niet afgesproken. Bovendien vond ik het verslag zo beneden alle maat dat ik onmiddellijk geprotesteerd heb. Er staat een onzin in het kwadraat in. Ik zou mij schamen wanneer ik dat allemaal zo beweerd had. Ik heb het bestuur meegedeeld dat ik absoluut niet met dat verslag akkoord ga en heb ook gevraagd of het in het volgende jaarverslag een rectificatie wil plaatsen. Dat wilde men niet toezeggen en dat zal dan ook wel niet gebeuren.”
Hiermee geconfronteerd reageert voorzitter De Groot vrij laconiek. „We zullen er in het bestuur over spreken en hem een keurig briefje terugsturen.” Dat is alles wat hij erover te zeggen heeft.