Ongeloof
Het ongeloof is een vreselijke zonde. Wij menen soms door het geloof grote dingen te kunnen doen. Helaas, als het in de beproeving komt, komen wij tot de treurige ervaring wat wij zijn. Het ongeloof komt met grote kracht tevoorschijn. Het overweldigt de ziel, en door machteloosheid geheel terneergedrukt komt deze tot de ervaring dat hij geen geloof van zichzelf bezit.De Heere ontdekt door diepe geloofsbeproevende wegen welk een gruwelijk monster het ongeloof is en met welke diep ingewortelde banden de ziel er aan vastgekluisterd ligt. De Heere wil door zulke wegen de gruwelijke hoogmoed die in het hart van de mens huist, ontdekken. Wordt die gruwel in het hart niet openbaar omdat wij de wegen die de Heere met ons belieft te houden, afkeuren? Ja, is het zo dat wij de Heere zouden willen voorschrijven hoe Hij zou moeten handelen met Zijn volk en met ons in het bijzonder? O, dan is het zo nuttig dat de Heere diepe wegen met ons gaat, want daarin wordt God op het hoogst verheerlijkt en het is voor de ziel tot eeuwig behoud en zaligheid.
Gelukkig is de ziel die hierin Gods weg en handelingen leert billijken en prijzen. In zulke wegen ontdekt de Heere de zonde van ongeduld. Want wij menen dikwijls, als wij buiten wegen van beproeving zijn en het licht van de Heere ons pad beschijnt, dat wij in tegenspoed niet zo gemakkelijk wankelen. Helaas is de ervaring echter anders.
Jacobus Koelman, predikant te Sluis (De droeve toestand van Nederlands kerk, 1680)