Kruisbestuiving te land en in de lucht

Op het eerste gezicht lijken ze niet veel met elkaar te maken te hebben. De een weegt vele duizenden kilo’s, heeft vleugels en gaat bijna 1000 km/u. De ander weegt enkele honderden kilo’s, heeft wielen en gaat niet veel harder dan 200 km/u. Toch hebben vliegtuig en auto vanouds veel met elkaar van doen. „Er zijn heel wat voorbeelden te noemen van vliegtuigfabrieken die auto’s en autofabrieken die vliegtuigen bouwden.”

11 March 2005 13:44Gewijzigd op 14 November 2020 02:19
Nationaal Luchtvaart Themapark Aviodrome in Lelystad organiseert op 19 maart een dag rond het thema ”Auto’s van vliegtuigfabrieken en vliegtuigen van autofabrieken”. Foto RD
Nationaal Luchtvaart Themapark Aviodrome in Lelystad organiseert op 19 maart een dag rond het thema ”Auto’s van vliegtuigfabrieken en vliegtuigen van autofabrieken”. Foto RD

De vraag naar kip en ei is simpel te beantwoorden: autofabrikanten waren er eerder dan vliegtuigbouwers. „Iemand als Anthonie Fokker zat begin vorige eeuw op een autoschool, terwijl hij maar één doel had: vliegtuigen ontwerpen en realiseren. Het probleem was namelijk dat er geen opleiding op dat gebied bestond. Er was nog helemaal geen knowhow over luchtvaart en alles wat daarmee samenhangt”, vertelt Peter van de Noort, PR-manager van Nationaal Luchtvaart-Themapark Aviodrome in Lelystad.

De eerste Nederlandse vliegtuigbouwers -Spyker, Frits Koolhoven en Anthonie Fokker- kwamen bijna allemaal uit de autobranche en maakten bij de productie van het nieuwe gevleugelde vervoermiddel gebruik van kennis en vaardigheden uit die sector. „Dat is niet zo raar”, meent Van Noord. „In de begintijd van de luchtvaart was er bijvoorbeeld nog niet zo veel verschil tussen een auto- en een vliegtuigmotor. Ze waren bijna inwisselbaar. Vliegtuigen waren nog niet zo zwaar, gingen niet zo snel en hadden dus nog niet zo’n zware krachtbron nodig als nu.”

Ook bij de realisatie van romp en vleugels vielen vliegtuigbouwers terug op technieken uit de autobranche. Dat is terug te zien in het design. Van de Noort wijst op een Fokker F-7A uit 1925 in de Aviodrome. „Zie je die hoekige vormen? Ze lijken sprekend op de koetswerken van auto’s uit die tijd.”

Snoek en Connie
Slechts enkele jaren later ging aërodynamica een belangrijke rol bij de bouw van een vliegtuig spelen. „Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ronde vormen van onze Connie op het buitenterrein.” De pr-manager wijst op een Constellation uit 1947. „Let eens op de stroomlijning. Wat een verschil met de F-7A, hè? Het leuke is dat de autobranche tegen die tijd minstens zo veel van de vliegtuigbouw overneemt als andersom. Zet maar eens een Citroën DS, een Snoek, naast Connie, dan zie je dat ook autofabrikanten na de Tweede Wereldoorlog steeds meer waarde aan vloeiende vormen hechten. De DS en de Constellation lijken in dat opzicht sprekend op elkaar.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de ’kruisbestuiving’ tussen autobranche en vliegtuigbouw een enorme vlucht. Er was een enorme vraag naar vliegtuigen en vliegtuigmotoren en zo kwam het dat Mercedes-Benz en BMW die producten gingen maken voor de Duitse Luftwaffe. Ford deed hetzelfde voor de Amerikaanse luchtmacht. De Engelse Spitfires werden door Rolls-Royce voorzien van een Merlin-motor. Die krachtbron huisde ook in de Cromwell-tanks van die tijd.

Saab keek eveneens verder dan de neus van zijn auto’s lang waren. Van de Noort: „Die autofabrikant bouwde in de jaren ’50 de 91D Safir. Op deze kist hebben vele KLM-piloten leren vliegen bij de toenmalige Rijks Luchtvaart School.”

Bunkers en boten
Na de Tweede Wereldoorlog leken de ontwikkelingen in de luchtvaart vleugels te krijgen. De branche haalde de autosector op alle fronten in en ging zelfs een voortrekkersrol voor allerlei andere industrieën vormen, vertelt Van de Noort. „Zo werden kunststoffen en aluminium als eerste in vliegtuigen toegepast. Een fabrikant als Fokker zag de enorme mogelijkheden van die materialen en gebruikte ze voor de fabricage van autobussen, caravans, bunkers en zelfs boten”, aldus Van de Noort.

Ook de moderne navigatiesystemen in auto’s hebben hun wortels in de lucht. Het Global Positioning Systeem (GPS) dat eraan ten grondslag ligt, is in de jaren ’80 ontwikkeld door de Amerikaanse luchtmacht om vliegtuigen en raketten heel nauwkeurig naar hun doel te kunnen leiden. Van de Noort: „Pas midden jaren ’90 stonden de autoriteiten toe dat GPS ook andere toepassingen kreeg en vanaf dat moment vond het systeem zijn weg naar de autobranche.”

De tijd dat autofabrikanten vliegtuigmotoren, laat staan complete toestellen bouwden, is inmiddels wel voorbij, vertelt de PR-manager van Aviodrome. „De techniek van een vliegtuig is te ingewikkeld geworden. Specialisten leveren elk een deel van het totale product: a: het landingsgestel, b: de vleugels, c: de romp, d: de motor en ga zo maar door.

Overal zie je dat bedrijven zich beperken tot hun core business. Saab is gestopt met de productie van vliegtuigen en vliegtuigmotoren en Porsche gaat zijn vliegtuigmotorfabriek verkopen, zo werd deze week bekend. Het is nog steeds zo dat auto- en vliegtuigfabrikanten van elkaar kunnen leren en een bijdrage kunnen leveren aan elkaars product, maar wel op veel kleinere schaal dan vroeger.”

Themadag

Nationaal Luchtvaart-Themapark Aviodrome in Lelystad organiseert op 19 maart een dag rond het thema ”Auto’s van vliegtuigfabrieken en vliegtuigen van autofabrieken”. Leden van diverse autoverenigingen -Vereniging Flevo Klassiekers, Stichting Vriendenkring Klassiekers, Renault-4 Club Nederland, Fiat-600 Club Nederland, Saab Club Nederland en Klassieke Porsche 911 912 Club Nederland- komen dan met hun oldtimers naar de Flevolandse attractie om daar de relatie tussen vliegtuigen en auto’s te laten zien. Op het programma staat onder meer een rondrit van de historische automobielen.

Meer informatie: Nationaal Luchtvaart-Themapark Aviodrome, tel. 0900-2846376 (25 cpm) en www.aviodrome.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer