Dat zegt S. Burmeister, advocaat van de gezinsvoogd die sterk bekritiseerd wordt in het rapport van de Inspectie Jeugdzorg naar de hulpverlening in de zaak van de gedode peuter uit Alphen aan den Rijn.

Het rapport van de inspectie kwam donderdag uit en geeft ongezouten kritiek op instanties die met zorg voor Savanna en haar moeder belast waren. Behalve naar de gezinsvoogd wijst de inspectie ook naar Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, de Raad voor de Kinderbescherming en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Zij hebben volgens de inspectie niet het belang van het kind voorop gesteld, maar dat van haar moeder.

De dode Savanna werd in september 2004 jaar in de kofferbak van haar moeders auto gevonden. Uit onderzoek bleek dat het gezin al voor februari 2002 bekend was bij Bureau Jeugdzorg. De moeder en diens partner worden ervan verdacht dat ze het kind hebben omgebracht.

„Wij geloven niet in de vervolging van hulpverleners”, aldus de Amsterdamse advocaat Burmeister. „Dit soort problemen moet je binnen de beroepsgroep oplossen. Op deze manier kunnen alle mensen die werken in risicoberoepen vroeg of laat de politie op de stoep verwachten”. De raadsman geeft aan dat dit bijvoorbeeld ook zou kunnen gelden voor personen die in een tbs-kliniek werken. Hij wijst erop dat je niet altijd zelf in de hand hebt wat er gebeurt. „Je vervolgt een leraar toch ook niet omdat een leerling slechte cijfers haalt?”

Het openbaar ministerie (OM) zal de voogd horen die zorg moest regelen voor Savanna en haar moeder. Het is volgens Burmeister nog niet duidelijk of justitie haar officieel als verdachte ziet. Pas als het gerechtelijk vooronderzoek af is, bepaalt het OM of het de vrouw vervolgt. Het OM benadrukt dat het de gezinsvoogd niet verwijt opzettelijk te hebben gehandeld, maar wel mogelijk verwijtbaar nalaten om iets de doen terwijl handelen nodig was.