Afdrachtskorting staat op de tocht
De Sociaal-Economische Raad wil de kwijtschelding voor werkgevers van het betalen van sociale premies voor werknemers met een laag inkomen aan banden leggen. SER-kroonlid prof. A. Kolnaar zei woensdag op een congres over de toekomst van het arbeidsmarktbeleid dat de zogeheten Specifieke afdrachtskorting (Spak) aan een maximumtermijn van vier jaar gebonden zou moeten zijn.
De Spak is een in 1996 ingevoerd arbeidsmarktinstrument dat het voor werkgevers aantrekkelijk moet maken laagproductieve werknemers aan te nemen. Het geeft werkgevers de mogelijkheid voor ieder werknemer die tot 115 procent van het wettelijk minimumloon verdient, een bedrag van rond de 2000 euro in mindering te brengen op af te dragen premies voor de volksverzekeringen.
Toepassing van de Spak leidt tot een vermindering van de totale loonkosten van zo’n 10 procent op het minimumloonniveau. De populariteit ervan valt af te meten aan het percentage werknemers voor wie ondernemers geen sociale premies zijn verschuldigd. Van de werknemers met een inkomen tot 115 procent van het minimumloon valt liefst 92 procent onder de Spak-regeling. In absolute aantallen valt inmiddels ruim een miljoen werknemers onder de regeling.
Op deze wijze loopt de overheid vele miljoenen mis, wat te rechtvaardigen valt als de Spak daadwerkelijk een doeltreffend én doelmatig arbeidsmarktinstrument is. Maar juist die kernvraag levert de meest uiteenlopende schattingen op, wat onder meer is gebleken uit tegenstrijdige evaluaties. Prof. J. Theeuwes, hoogleraar toegepast economisch onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam: „Er is sprake van veel ’deadloss weight’, want veel werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt zouden ook zonder Spak aan het werk gaan.”
Kolnaar: „Er vallen zo veel werknemers blijvend onder deze regeling, dat het zicht op de werking ervan uit het zicht raakt. De Spak moet daarom worden beperkt tot vier jaar. Gedurende die periode moet deze voorziening aan de werknemer zijn gekoppeld. Als deze van baan verandert, kan zijn nieuwe werkgever profiteren van de afdrachtskorting.”
Met zijn oproep nam Kolnaar alvast een voorschot op het aanstaande SER-advies van 17 mei over sociaal-economisch beleid, waarin onder andere het arbeidsmarktinstrumentarium en de problematiek van de armoedeval aan bod komen. „Ten onrechte is Spak een middel geworden om de loonkosten te verlagen. Als in zijn algemeenheid de productiviteit van een bepaalde groep werknemers te laag is in verhouding tot de loonkosten, dat moeten we weer gaan praten over het dilemma van de hoogte van de minimumlonen. In de visie van de SER mag Spak geen structureel instrument zijn waarvan de werkgever tot sint-juttemis de premie opstrijkt.”
Daarmee kijkt de SER een tikje negatiever aan tegen de Spak dan de Raad voor Werk en Inkomen, het adviesorgaan voor arbeidsmarktbeleid. De RWI stelde in zijn onlangs verschenen jaaradvies aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: ”De Spak blijkt per saldo een effectieve maatregel om laagbetaalde reguliere werkgelegenheid te behouden en te vergroten. De Raad is van mening dat de Spak dan ook -in essentie- dient te worden gehandhaafd.”
RWI-voorzitter Van Zijl zei het woensdag „onlogisch” te vinden de brutoloonkosten in de huidige economische omstandigheden te verhogen door drastisch te snoeien op instrumenten zoals de afdrachtskorting, waarvan de uitwerking moeilijk valt te meten. „De Spak kun je niet zomaar afschaffen.” Hij zei huiverig te zijn voor een al te forse wijziging in de systematiek.
Kolnaar wees erop dat het gebrek aan kennis over het vermeende succes van de Spak allesbehalve een incident is. „Momenteel maakt de politiek zich druk over een concrete uitgave van 8 miljard euro voor een vliegtuig. In arbeidsmarktbeleid wordt jaarlijks misschien wel 2,5 miljard verkeerd besteed. Maar daar hoor je ze niet over. Dat de kosten voor arbeidsmarktbeleid flink zijn opgelopen tijdens een florerende economie, is een signaal dat het geld niet goed wordt besteed.”