„Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.”
Psalm 32:7
„Gij zijt mij een Verberging”, of mijn Schuilplaats. In al deze aanstormende wateren van de aanvechting bent U mijn Rotssteen waarop ik sta, zodat ze mij niet kunnen verdrinken en verzwelgen.
„Gij behoedt mij voor benauwdheid.” Dat is: voor de wateren van aanvechtingen die mij van alle kanten omringen.
„Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding.” Dat wil zeggen: dat ik overal van Uw genade roem en dat ik de aanvechtingen overwin en vrolijk ben.
„Ik zal u verstand geven en u de weg wijzen die u wandelen moet.” De weg, waarop Ik wil dat u zult gaan. U bidt dat Ik u zal verlossen. Laat dat voor u geen zorg zijn! Leer Mij niet, leer uzelf niet, laat Mij u leren. Ik zal een goede Leermeester voor u zijn. Ik zal u op de weg leiden, waarop u naar Mijn welbehagen kunt gaan. U meent dat het verkeerd is, als het niet gaat zoals u denkt. Dat denken is voor u schadelijk en hindert Mij. Het moet niet vólgens uw verstand, maar bóven uw verstand gaan. Buig u in onverstand, dan geef Ik u Mijn verstand. Onverstand is het goede verstand. Niet weten waarheen u gaat, betekent: pas goed weten waarheen u gaat. Mijn verstand maakt u juist onverstandig. Op deze manier ging Abraham uit zijn vaderland en hij wist niet waarheen.
Maarten Luther,
reformator te Wittenberg
(”De zeven boetpsalmen”, 1525)