Libanees parlement draagt Karami voor als premier
Het Libanese parlement heeft woensdag demissionair premier Omar Karami voorgedragen als nieuwe regeringsleider. Dat meldden goed ingewijde politieke bronnen.
Tijdens een bespreking met president Emile Lahoud gaven 69 van de 128 afgevaardigden te kennen dat ze Karami als formateur van een nieuwe regering willen. De eveneens pro–Syrische christelijke president maakt de benoeming vermoedelijk in de loop van donderdag bekend na overleg met Nabih Berri, de sjiitische voorzitter van het parlement.
De soenniet Karami, die uit de noordelijke stad Tripoli komt, ruimde vorige week maandag het veld na felle protesten tegen zijn regering naar aanleiding van de moord op oud–premier Rafik al–Hariri op 14 februari. Veel Libanezen denken dat Damascus de hand had in de moordaanslag en eisten het vertrek van alle Syrische militairen uit het land.
Volgens een bron zal Karami de voordracht accepteren en is hij van plan een regering van nationale eenheid te vormen. Zijn politieke tegenstanders moeten hierin ook zitting krijgen. Als de oppositie weigert, zal Karami de benoeming tot premier opnieuw heroverwegen, aldus de bron. De oppositie pleit voor een neutrale regering van technocraten.
Oppositionele parlementariërs hebben al hun ongenoegen uitgesproken over een mogelijke terugkeer van Karami. „Dit is een directe interventie van de Libanees–Syrische inlichtingendiensten", aldus Simon Karam. „Karami keert terug omdat zij (de inlichtingendiensten) de parlementariërs gevraagd hebben om hem voor te dragen", voegde hij eraan toe.
Het regime in Beiroet kreeg dinsdag een flinke steun in de rug toen honderdduizenden Libanezen de straat opgingen om hun steun voor Syrië uit te spreken. De demonstratie was georganiseerd door de pro–Syrische en pro–Iraanse sjiitische beweging Hezbollah. Door het protest groeit de angst voor een opleving van sektarische spanningen.
Tussen 1975 en 1990 vochten de geloofsgemeenschappen in Libanon een felle oorlog uit. Syrië trok het land al in 1976 binnen en heeft er nog steeds circa 14.000 manschappen. De Syrische president Bashar al–Assad zegt zijn troepen terug te trekken naar de oostelijke Bekaa Vallei, maar heeft nog geen datum genoemd wanneer zij het land verlaten.