PVV-vicepremier Fleur Agema komt terug van haar uitspraak dat ze nog wel wil zien wie „zo stoer is” om het staatsnoodrecht tegen te houden. „Dat had ik niet moeten doen”, zei Agema. De PVV-bewindsvrouw benadrukt juist respect te hebben voor het parlement. Ze sprak hierover na de ministerraad met premier Dick Schoof.
„Als het staatsnoodrecht ingaat, dan wil ik nog wel eens zien wie zo stoer is om het tegen te houden”, zei Agema op vrijdagochtend nog tegen de pers. Na afloop benadrukt ze dat ze niet op een als-dan-vraag had moeten ingaan. „Ik heb het grootst mogelijke respect voor beide Kamers.” Ze had willen zeggen rotsvast geloof te hebben in haar collega-minister Marjolein Faber, die tot een ‘dragende motivering’ moet komen die een greep naar het noodrecht rechtvaardigt.
Hoewel Agema haar uitspraak afzwakt, zegt ze dat deze niet dreigend bedoeld was. „Ik ben niet het type dat dreigementen uit.” Ze vindt alleen dat de Eerste Kamer voorbarig is met de oproep om af te zien van de route via het noodrecht. De senaat benadrukte juist zich genoodzaakt te zien om met de motie te komen, omdat premier Dick Schoof aangaf hiervoor al te hebben gekozen en vooralsnog geen alternatief te onderzoeken.
Leider Frans Timmermans van de grootste oppositiepartij GroenLinks-PvdA greep de uitspraken aan om spoedvragen te stellen aan Schoof. „Ik verwacht dat de premier namens het kabinet afstand neemt van dit dreigement.”