Meditatie: Verlos mijn ziel
„Keer weder, HEERE; red mijn ziel; verlos mij om Uwer goedertierenheid wil.”
Psalm 6:5
Er blijven alleen nog zonde, donkerheid, droefheid, zuchten en klagen bij ons over. Dit alles is voor de ziel als een druppel of voorsmaak van de helse pijn en eeuwige straf, daarom wordt ook het hele lichaam, merg en been –dat is de levenskracht van de ziel–, ja, de hele mens erdoor aangetast.
„Keer weder, HEERE, en verlos mijn ziel.” Als God Zich van ons afkeert, dan wil dat zeggen dat we inwendig alle moed verliezen en zo verlaten zijn dat een verschrikkelijke ontzetting onze ziel bevangt. Deze ervaring mag wel gezien worden als een gevoel dat de eeuwige straf al begonnen is. Zo staat het ook in een andere psalm: „Maar toen U Uw aangezicht verborgen hebt, verschrikte ik” (Psalm 30:8). Het terugkomen van God geeft opnieuw hulp en ondersteuning, door de vreugdevolle hoop die in onze harten herleeft. Daarom spreekt David hier: „Verlos mijn ziel”, als wilde hij zeggen: mijn ziel is geheel verzonken en verloren – trek of ruk haar weer uit het verderf.
„Verlos mij”, of: maak mij gezond. Dit gaat over de ergste en ernstigste ziekte van de ziel. De ziel zou daardoor tot het eeuwige verderf worden gebracht als deze daarin zou moeten blijven.
„Vanwege Uw goedheid”, of: „vanwege Uw genade.” Dus: nooit vanwege mijn verdienste!
Maarten Luther,
reformator te Wittenberg
(”De zeven boetpsalmen”, 1525)