Rijn en Maas kenden zeker tachtig beddingen
De Rijn en de Maas hebben zich de afgelopen duizenden jaren meer dan tachtig keer drastisch verlegd. Een complex netwerk van zandbanen in de ondergrond van Nederland laat dat zien.
Fysisch geograaf dr. H. Berendsen reconstrueerde de afgelopen dertig jaar de toestand van het rivierenlandschap op diverse momenten in de geschiedenis. Berendsen, docent-onderzoeker aan de Universiteit Utrecht (UU), deed dat op basis van honderdduizenden boringen en duizenden ouderdomsbepalingen.
Studenten van de faculteit geowetenschappen voerden de boringen uit. Het resultaat is de best in kaart gebrachte rivierdelta ter wereld. Berendsen ontvangt vrijdag voor zijn werk de Van Waterschoot van der Grachtpenning, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de aardwetenschappen.
De rivieren hebben de natuurlijke neiging zich door het landschap te slingeren, maar ze krijgen daar tegenwoordig door bedijking de kans niet meer voor. De afslag en afzetting van zand gaan echter gewoon door, waardoor Rijkswaterstaat voortdurend aan het werk moet blijven in en bij de rivier, onder meer met baggeren, aldus Berendsen. „Bij één overstroming wordt zo veel zand verplaatst dat een trein kan worden gevuld die zich uitstrekt van Nijmegen tot Maastricht.”
Uit de reconstructie blijkt dat zeespiegelstijging, klimaatverandering, bodembeweging en de mens de verplaatsing van de rivieren sturen. Tijdens de laatste ijstijd was de zeespiegel tientallen meters lager dan nu. Er was toen nog geen delta, maar een breed rivierdal dat dwars door het huidige Nederland liep. Bij het stijgen van de zeespiegel in de Noordzee ontwikkelde de zandkust zich, met een grote lagune erachter.
In het oosten van het rivierengebied, de huidige Betuwe, verlegden rivieren zich vaak terwijl ze voortdurend klei en zand afzetten. Hier vormden zich brede zandbanen. Waterafvoeren die geleidelijk groter werden, veroorzaakten vanaf 3600 jaar geleden extra verleggingen en grotere bochten. In het westen, het huidige Groene Hart, werden de rivierlopen ook vanuit zee beïnvloed.
Van een aantal voormalige rivieren was de vroegere ligging bekend, omdat wegen, dorpen en boomgaarden meestal op iets hoger gelegen zand- en zavelgronden -mengeling van zand en klei- liggen, terwijl ernaast klei en veen ligt. Door middel van boringen brachten Berendsen en zijn studenten dieper gelegen, oudere rivierbeddingen in kaart. Uit de resten van planten in de monsters bepaalden zij hoe oud de zandbanen zijn.
Dijken op zandbanen braken vaker door, omdat de grondwaterstroming ze ondergroef. De ligging van de poreuze zandbanen van oude rivieren is ook nu nog van belang voor de grondwaterstroming. De zandbanen zijn belangrijk als reservoir voor drinkwater en water voor de landbouw.