Toch 78 miljoen euro per jaar naar universiteiten tegen werkdruk
Onderwijsminister Eppo Bruins heeft 78 miljoen euro per jaar vrijgespeeld om tot en met 2031 de werkdruk op universiteiten te verlagen. Zo hoopt hij de pijn te verzachten van een bezuiniging van 175 miljoen euro op beurzen voor startende wetenschappers, die onder meer als doel hadden om de werkdruk te verlagen.
De coalitiepartijen hebben in het hoofdlijnenakkoord afgesproken om circa 1 miljard euro te bezuinigen op het hoger onderwijs. Aanvankelijk was Bruins van plan om een deel van het geld op te halen door te snijden in de ‘sectorplannen’. Universiteiten waren zeer ontevreden over dit voornemen waarmee 1200 banen waren gemoeid. Daarom zag de bewindsman toch af van dit plan en schrapte hij in plaats daarvan de starters- en stimuleringsbeurzen. Belangenorganisaties WOinactie en Universiteiten van Nederland vonden dat een geval van „broekzak-vestzak”.
Voor de bezuiniging had de minister niet het volledige bedrag nodig dat gemoeid was met deze beurzen voor startende wetenschappers. Daarom krijgen universiteiten het genoemde bedrag jaarlijks gestort, tot en met 2031. Het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap waaruit het geld wordt betaald, houdt namelijk na dat jaar op te bestaan.
Bruins wil voorkomen dat universiteiten meer administratieve lasten krijgen, omdat ze uitgebreid moeten verantwoorden hoe ze het geld uitgeven. Daarom wil hij de onderwijsinstellingen de ruimte geven om dat naar eigen inzicht te doen. De minister vraagt de universiteiten wel om een plan in te dienen en zal een „vinger aan de pols” houden.