Vergankelijkheid als grondmotief
Titel:
”Jane Austen. Een leven”
Auteur: Claire Tomalin; vertaling N. Nieland Weits en E. Venis
Uitgeverij: A. J. G. Strengholt’s Boeken, Naarden, 2001
ISBN 90 5860 065 3
Pagina’s: 384
Prijs: € 19,95. Jane Austen blijft pennen in beweging brengen. In 1997 verschenen in Engeland twee biografieën: ”Jane Austen” van Valerie Grosvenor Myer en ”Jane Austen. Een leven” van Claire Tomalin. De uitgaven, respectievelijk vertaald in 1999 en 2001, overlappen elkaar. Toch zijn er ook verschillen. Myer vertelt ons uitgebreid waarmee de Austens zich voedden, kleedden en hoe ze zich gedroegen. Tomalin doet dat ook, maar graaft dieper.
Duidelijk wordt uit Tomalins biografie dat het leven van Jane Austen zwaar geweest is, en vol teleurstellingen. Vanaf dat ze als baby uitbesteed werd aan een pleegmoeder, de zogenaamde ”min”, tot ze op de ook toen betrekkelijk jonge leeftijd van tweeënveertig jaar stierf, is het een leven van strijd en moeite geweest. Ze heeft geen schokkende ervaringen gehad zoals Dickens, die uit armoede vanuit een ”middle class”-gezin voor drie maanden in een schoensmeerbedrijfje en het Londense straatwereldje gegooid werd. Toch stelt Tomalin terecht „…dat haar jeugd in de pastorie niet altijd even vlekkeloos verliep. In feite gebeurde er van alles en had ze verdrietige en traumatische ervaringen, die dezelfde zwarte sporen nalieten als de ervaringen in welke schoensmeerfabriek dan ook - totdat een slopende ziekte haar het graf in trok.”
Verdriet en zorg hebben Jane Austen niet geknakt of haar schrijverstalent schade berokkend. Integendeel, ook hier bracht de drukking der melk boter voort. De achttiende eeuw was trouwens geen tijd om sentimenteel te zijn. Zelfs de rijken werden op het onverwachtst geconfronteerd met ziekte, dood en faillissementen. Als er één feit duidelijk wordt uit de wirwar van gebeurtenissen, is het wel de enormiteit van de onzekerheid des levens. Een existentieel besef van vergankelijkheid stempelt het bestaan. Jane Austens boeken zijn mede op dat grondmotief geborduurd.
Persoonlijke tragiek
De subtiele en grove manieren in het verschalken van een echtgenoot zijn een kostelijke weerspiegeling van eindeloos herhaalde pogingen van de meisjes en hun moeders om het voortdurend dobberende levensbootje in rustig vaarwater te krijgen. Tegelijk klinkt Austens persoonlijke tragiek er in door. Waarom kon deze knappe, intelligente vrouw geen echtgenoot vinden? Ze had geen geld en ze was een te zelfstandige persoonlijkheid. „Geen huwelijk maar kunst: en in haar kunst gaf zij zoveel geestigs mee en zoveel inzicht in de menselijke aard als slechts weinig schrijvers in plechtige, driemaal zo dikke boekdelen hebben weten te proppen.”
Kunst was wel haar twééde keus. Een echtgenoot met 5000 pond per jaar was haar liever geweest. Maar niet tot elke prijs. De mannen die met alleen geld als aanbeveling naar haar hand dongen, kregen een beleefde maar besliste afwijzing. De scène uit ”Pride and Prejudice” waar ds. Collins de bons krijgt van Elizabeth Bennet had ze zelf doorleefd in haar afwijzing van Harris Bigg-Wither, na een aanvankelijk aarzelend jawoord. De enige man die haar hart ooit beroerde, de Ierse Tom Lefroy, werd door zijn familie weerhouden om haar hand te vragen. Toen ze beroemd geworden was door de gestage, zij het ook langzame, groei van haar reputatie, had hij een licht gevoel van spijt. De ironie is dat als Jane Austen deze latere opperrechter als man gekregen had, er weinig te schrijven zou zijn geweest - het Hans Andersen-effect.
Domineeswoning
Tomalin heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om Austens bestaan te bezien vanuit een twintigste-eeuws emancipatorisch perspectief. Dat is misschien wel het grootste gevaar waaraan een moderne biograaf blootstaat, zeker als zij en haar onderwerp vrouw zijn. Zo gaat ze iets te ver in haar inschatting van de moeilijkheden die Jane en haar zus gehad moeten hebben in een huis vol jongens (kostschoolgangers en broers), als opgroeiende meisjes en als jonge vrouwen. Maar in de strak gereglementeerde domineeswoning kan het niet veel bijzondere problemen veroorzaakt hebben. Iedereen kende zijn plaats en discussies waren derhalve niet aan de orde. Stress was onbekend, want hoe de Austens hun godsdienst ook beleefd mogen hebben, ze lééfden vanuit de vaste, beredeneerde wetenschap dat alle voor- en tegenspoed van de Almachtige kwam, en het adagium van J. C. Philpot, ”God does not argue”, was hun niet onbekend.
Waar ze niet van hielden, was dat aan hun gemoedsrust geknaagd werd door predikanten zoals neef Edward Cooper en de heer Plumptre, die met nicht Fanny Knight wilde trouwen. Die heren behoorden tot de evangelischen (de calvinisten) en spraken meer dan de Austens lief was over wedergeboorte, bekering en het zich onthouden van dansen en kaarten. Zó hoefde het ook weer niet, en wie dacht dat hun geloof niet goed genoeg was, kon nooit een betrouwbare, conservatieve Engelsman zijn.
Tomalins biografie eindigt met de verzuchting dat Jane Austen een ongrijpbare persoonlijkheid blijft. Haar aantoonbare historische kennis, haar bewezen politieke voorkeur voor de Conservatieven, haar onderkoeld beleden, maar niet te negeren geloofsovertuiging en haar onvervulde huwelijkswens verklaren wel de kwaliteit en de invalshoek van haar oeuvre, maar werpen weinig licht op haar menszijn. Daarom is ook dit boek niet de ultieme Austen-biografie geworden.