Biddag voor gewas en arbeid
De biddag staat bekend onder een heel oud begrippenpaar. Het is immers een biddag voor gewas en arbeid. Twee begrippen, eigenlijk direct bijeengevoegd na de zondeval, toen de doornen en distelen werden benoemd als last bij het werken in het zweet des aanschijns.
Een begrippenpaar dat sinds die tijd enerzijds ligt onder de vloek, maar anderzijds ook onder de zegen, als de Heere het gewas nog doet opwassen en ons in Zijn schepping wil laten arbeiden. Dat is immers een opdracht die de Heere aan ons heeft gegeven. Een opdracht die ruimer is dan het beroep dat we uitoefenen. Ook de zorg in en om ons huis, het doen van de boodschappen en het maaien van het gras horen er nadrukkelijk bij. Of je werk voor school, om nog maar iets te noemen, en je taak in de gemeente of binnen de vereniging.
Verwarrend
Stil zijn, ons buigen voor God, en dan onder biddend opzien aan de slag, in afhankelijkheid van Hem. Prachtig, maar ook verwarrend soms. Denk aan die boer die zijn akkers heeft bewerkt en ingezaaid, en die een rijke oogst binnenhaalt. Wat gebeurt er als alle andere boeren eenzelfde grote oogst hebben? Dan verdient hij het zout in de pap niet. Dat is moeilijk te begrijpen!
Of wat te denken van de ondernemer die zich met zijn personeel heeft ingezet voor een goed resultaat. Er is een prima product neergezet, maar de economische recessie heeft een gat in zijn bedrijf geslagen en bij een reorganisatie moeten er een paar hardwerkende mensen uit. Of de predikant die zijn gemeente in getrouwheid heeft bearbeid, maar die (zelf!) zo weinig vruchten van geloof en bekering bespeuren kan. Of de moeder die haar huishouden probeert te runnen, terwijl ze weet dat de kinderen de net opgeruimde kamer achter haar rug weer ondersteboven halen. Of de student die zich suf heeft geleerd, maar zijn diplomakansen ziet verdampen. Biddag houden?
De vraag zou kunnen rijzen waarom we eigenlijk zouden moeten bidden. Wel, zo zegt de Heidelberger Catechismus, omdat bidden het voornaamste stuk van de dankbaarheid is. Onbegrijpelijk, zeker gezien de voorbeelden hierboven. Bidden uit dankbaarheid, dwars door alle moeite en zorgen heen, terwijl de doornen en de distelen ons boven het hoofd groeien, terwijl het zweet van de arbeid op ons voorhoofd parelt. Bidden om bewaring voor de zonden en om vergeving voor de schuld. Bidden omdat we niets verdienen. Bidden uit dankbaarheid. Wonderlijke tegenstelling. Hoe kan dat nu?
Leren bidden
Bidden, dat kan alleen door les te krijgen van de Heere Zelf. De discipelen vroegen het maar rechtstreeks aan de Heere Jezus: „Heere, leer ons bidden.” En dat doet de Heere Jezus door na de teerste aanspraak eerst de lof en de eer toe te brengen aan God, en door te eindigen in volledige afhankelijkheid en overgave. En daartussen liggen de smeekbeden gevat: „Geef ons heden ons dagelijks brood (…).” Biddag, dagelijks, voor gewas en voor arbeid.
Ook voor de plaats waar die arbeid verricht mag of moet worden. Ook voor de samenleving waarin -in uiterste verwarring- de arbeid plaatsheeft. Zelfs voor een maatschappij waar 500.000 mensen geen werk hebben, en waar in de achterliggende maanden gemiddeld 700 mensen per werkdag hun baan verloren. Juist nu, anno 2005, een biddag voor gewas en arbeid. En dan vooral om te bidden: „Heere, leer mij bidden!”
Peter Schalk, directeur RMU