Twintig jaar dienst aan Dogrib-indianen
Al twintig jaar werkt bijbelvertaler Jaap Feenstra te midden van de Dogrib-indianen in Noord-Canada. Inmiddels kan deze bevolkingsgroep het Nieuwe Testament in zijn eigen taal lezen. „Het is een eer betrokken te zijn bij het doorgeven van het grootste dat we hier op aarde hebben: Gods Woord.”
„Twintig graden onder nul? Dat is bij ons een aangename temperatuur”, zegt Feenstra op de dag dat in Nederland het kouderecord in maart is gebroken. „In de winter, die zo’n zeven à acht maanden duurt, vriest het in Noord-Canada vaak 30 of 40 graden. Eén keer heb ik meegemaakt dat het 50 graden onder nul was.” Wandelen of fietsen is er meestal niet bij: bijna alles moet met de auto vanwege de kou. De watervoorziening is een kostbare aangelegenheid: de leidingen moeten voortdurend verwarmd worden, om bevriezing te voorkomen.
Sinds 1985 werken Jaap en Morina Feenstra -hij is van Friese komaf, zij is Maleisisch- voor Wycliffe Bijbelvertalers in het hoge noorden van Canada, zo’n 1600 kilometer ten noorden van Edmonton. Daar leven in een gebied zo groot als Nederland ruim 3000 Dogrib-indianen, die behoren tot de oorspronkelijke bevolking van de Northwest Territories. Nog niet zo lang geleden leefden de meesten van hen nog van de pelsjacht. Hun kinderen werden door de overheid min of meer gedwongen in internaten ondergebracht voor het noodzakelijke onderwijs.
De laatste decennia is er echter veel veranderd. Sinds de jaren ’60 en ’70 trokken velen naar de dorpen, waar winkels zijn en waar ze een baan vonden in bijvoorbeeld de diamantmijnen. „Mensen van mijn generatie zijn soms geboren in een tent, terwijl ze nu met een computer werken en een mobieltje op zak hebben. Binnen één generatie is deze bevolkingsgroep in een moderne samenleving terechtgekomen”, zegt Feenstra.
Een deel van de jongere generatie Dogribs is inmiddels het Engels machtig. Toch blijft het belangrijk om de indianen in hun eigen taal te bereiken, stelt de bijbelvertaler. „We mogen niet zeggen: Leer allemaal maar Engels, dan hoeven we niet zo veel energie te besteden aan het vertalen van de Bijbel in de Dogrib-taal. We zeggen dat we het belangrijkste Boek hebben. Dan moeten we er ook alles aan doen om mensen het Evangelie in hun eigen taalwereld aan te bieden. Dat is immers de opdracht van de kerk.”
Tijdens zijn studie aan de Reformatorische Bijbelschool (nu De Wittenberg) in Zeist werd Feenstra geconfronteerd met de nood op het gebied van bijbelvertalen. „Van de 6000 talen die er zijn, hebben er maar een paar honderd de complete Bijbel. In veel talen zijn alleen delen van de Bijbel voorhanden. In zo’n 3000 talen is de Bijbel nog helemaal niet bekend. Dat heeft me heel erg geraakt.”
Zowel Jaap als Morina werd op een bijzondere manier in aanraking gebracht met de indianen van Noord-Canada. Ze kwamen er terecht in een Wycliffe-project dat al vanaf 1955 liep. Toch moest er nog veel gebeuren. De eerste vier jaar woonden de Feenstra’s -Jaap en Morina hebben twee zoons en twee dochters- in een geïsoleerd dorp, te midden van de Dogribs. Op die manier maakten ze zich de taal en de cultuur van deze mensen eigen, wat noodzakelijk is om de Bijbel voor hen te kunnen vertalen. Ze zijn van de indianen gaan houden. „We hebben veel van hen geleerd. Bijvoorbeeld van hun vrijgevigheid. Of van de manier waarop men zich verantwoordelijk weet voor de familie.” Inmiddels wonen de Feenstra’s alweer een aantal jaren in de moderne stad Yellowknife, waar vele nationaliteiten samenleven en waar ook steeds meer Dogribs naartoe verhuizen.
Om de taal verder te ontwikkelen, begonnen de bijbelvertalers met het samenstellen van een woordenboek van de Dogrib-taal. Dat bleek een goede methode te zijn. „De mensen waardeerden dat zeer. We lieten daarmee zien dat we hun taal heel belangrijk vinden. Ze merkten dat wij er waren om hen te dienen.” Uiteindelijk nam het vertalen van het Nieuwe Testament zo’n acht jaar in beslag. Augustus 2003 kon op een feestelijke bijeenkomst het eerste exemplaar aan de dorpsoudsten van de Dogribs worden overhandigd. Zo’n 600 exemplaren vonden inmiddels hun weg naar de Dogrib-gezinnen.
Helemaal onbekend met de Bijbel waren de Dogribs niet. Sinds het midden van de 19e eeuw werd Noord-Canada gekerstend door rooms-katholieke missionarissen. Toch, moet Feenstra concluderen, betekende dat feitelijk niet meer dan een christelijk sausje over het oude volksgeloof, dat tot uitdrukking komt in allerlei taboes en waarbij de geestenwereld voortdurend tevredengesteld moet worden. De Schrift functioneerde dan ook slechts in de marge en was niet toegankelijk voor de gewone man.
Dat is nu anders geworden, constateert de bijbelvertaler dankbaar. „De Bijbel heeft een meer centrale plaats gekregen in het leven van de mensen. Er zijn momenteel zelfs zo’n vijftien Dogrib-jongeren die de bijbelschool volgen. Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar. Ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk is er een verandering ten gunste van de Schrift gekomen. Zo heeft de katholieke bisschop van het bisdom waarbinnen de Dogribs vallen ons aangemoedigd om de indianen de Bijbel te brengen. De Rooms-Katholieke Kerk maakt wereldwijd trouwens graag gebruik van de producten van Wycliffe.”
Feenstra ziet het als een enorm voorrecht dat hij betrokken is bij de vertaling van de Bijbel in een van de 3000 talen waarin de Schrift nog niet bekend is. Tegelijk noemt hij het ook erg vermoeiend om zo lang met slechts vijf part- en fulltimers en vijf meelezers met een dergelijk project bezig te zijn. Na de presentatie van het Nieuwe Testament kreeg hij dan ook te maken met een terugslag. „Dat zie je vaker bij bijbelvertalers na de afronding van zo’n project.”
Maar we gaan verder, zegt de bijbelvertaler vastberaden. Momenteel is hij nog betrokken bij de vertaling van het boek Genesis voor de Dogribs. Na een interim-periode hopen de Feenstra’s echter in andere vertaalprojecten, waarschijnlijk in Azië, mee te gaan draaien. Er is nog zo veel te doen en hun ervaring kan nog op veel plaatsen van dienst komen, denkt Feenstra. „We verwachten dat het bijbelvertaalwerk wereldwijd sneller gaat als er meer ervaring en knowhow beschikbaar is. Bovenal is het echter belangrijk dat de mensen voor wie je vertaalt er zélf mee verdergaan.”