VN-comité: Nederland moet meer doen voor mensen met een beperking
Nederland doet op allerlei terreinen te weinig voor mensen met een beperking, vindt een VN-comité dat de situatie in het land heeft beoordeeld. Het comité toont zich in een kritische evaluatie onder meer bezorgd over de toegankelijkheid van het onderwijs, het openbaar vervoer en de arbeidsmarkt. Ook over gedwongen behandelingen in bijvoorbeeld de geestelijke gezondheidszorg zijn de leden kritisch: daar zou Nederland een einde aan moeten maken, vinden de leden.
Uit onderzoeken en data heeft het comité de indruk gekregen dat mensen met een beperking, en dan met name verstandelijke beperkingen, „nog altijd te maken hebben met stigmatisering en discriminatie”.
De opstellers van het rapport vinden dat afspraken uit het VN-verdrag nog onvoldoende zijn doorgevoerd. Volgens hun dinsdag verschenen rapport moet Nederland bestaande wetgeving dringend „systematisch beoordelen” en in lijn brengen met het verdrag.
De lijst van kritiekpunten en aanbevelingen is lang. Het comité vindt bijvoorbeeld ook dat het schoolsysteem „volledig inclusief” moet worden. Aan het speciaal onderwijs zou daarom een einde moeten komen, stellen de schrijvers van het rapport. Hun bevindingen zijn niet bindend; ze vormen een advies aan de Nederlandse overheid.
De beoordelaars zijn ook niet te spreken over de toegankelijkheid van overheidswebsites. Verder zien ze grote verschillen tussen gemeenten op het gebied van inclusiviteitsbeleid. Ook dat vinden ze onwenselijk.
Ieder(in), de koepelorganisatie van mensen met een beperking of chronische ziekte, juicht toe dat het comité „pittige conclusies” trekt. „Eindelijk wordt de overheid kritisch aangesproken op haar tekortschietende beleid voor mensen met een beperking”, stelt de organisatie. Die noemt het „erg belangrijke erkenning” en dringt erop aan dat de overheid „deze aanbevelingen uiterst serieus neemt en uitvoert”.
Op een aantal punten nemen de schrijvers van het rapport ook politieke stellingen in over onderwerpen waar uiteenlopend over wordt gedacht. Zo zijn ze „bezorgd” over het gebruik van de niet-invasieve prenatale test (NIPT), waarmee bij een foetus het syndroom van Down en de dodelijke syndromen van Edwards en Patau ontdekt kunnen worden. Ze merken op dat de NIPT tot het beëindigen van zwangerschappen kan leiden en menen dat dit „onderliggende discriminerende houdingen tegenover mensen met beperkingen reflecteert”.