Het OM verdenkt H. van doodslag. Hij zou het slachtoffer in de schuur achter hun woning hebben gewurgd. Volgens de officier van justitie gebeurde dit op paasmaandag 10 april, op de dag dat het slachtoffer haar relatie met de verdachte had beëindigd en ze het huis wilde verlaten voor een andere man die ze had leren kennen in een parenclub.

Het OM stelt op basis van deskundigen dat de vrouw is gestikt als gevolg van verwurging en dat er geen andere doodsoorzaak mogelijk is. Volgens de verdachte was sprake van een noodlottig ongeval. Hij bekende in de rechtbank in Alkmaar dat hij daarna het levenloze lichaam bewaarde in een kruiwagen in de schuur, en in de avond in brand stak in de tuin. Op woensdagavond 12 april, kort voor zijn arrestatie, zou hij het lichaam volgens de officier van justitie hebben willen dumpen op een afgelegen plek.

H. lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met dwangmatige trekken. „Het idee dat hij zou worden verlaten kon hij niet verdragen”, zei de aanklaagster. Het OM acht hem in beperkte mate verminderd toerekeningsvatbaar voor de doodslag, maar volledig toerekeningsvatbaar voor het willen verbergen van het lijk. „Gruwelijk is zijn gedrag na haar dood. Hij heeft geprobeerd zich van het lichaam te ontdoen en misleidde zijn familie en de politie.”

Naast de celstraf wil het OM aan H. een vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen, waardoor hij na het uitzitten van zijn straf onder verscherpt toezicht komt.

De rechtbank doet uitspraak op 24 september.