Buitenlandse onderzoekers
Ruim 20 procent van de universitaire onderzoekers komt uit het buitenland, meldde het Leidse bureau Research voor Beleid deze week. De meesten zijn niet van plan in Nederland te blijven. Door vergrijzing ontstaan over enkele jaren veel vacatures. Nederlandse universiteiten moeten meer doen om buitenlandse onderzoekers vast te houden.
Han van der Horst, medewerker van Nuffic (Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs), afdeling internationale marketing(&(communicatie: „Buitenlandse onderzoekers komen naar Nederland vanwege de goede onderzoeksfaciliteiten. Als er een gebrek aan wetenschappers ontstaat, is betere betaling een manier om aan mensen te komen. Verder zijn uitstekende arbeidsvoorwaarden van groot belang. De meeste onderzoekers die naar Nederland komen, zijn achter in de twintig. Zij hebben dan meestal een partner en soms ook al kinderen. Goede voorzieningen zijn belangrijk voor deze groep.”
Drs. Femke Teeling, communicatieadviseur Universiteit Twente: „Voor universiteiten is het van belang een zo goed mogelijke werkomgeving te bieden. Onderzoek aan de Universiteit Twente is aantrekkelijk, zo blijkt uit de grote instroom van buitenlandse wetenschappers. De technische studies nemen vooral veel buitenlandse promovendi aan, omdat er niet voldoende onderzoekers in eigen land in deze richting afstuderen. We maken ons geen zorgen over een toenemend aantal vacatures door pensionering van medewerkers. Naar verwachting zullen er genoeg kandidaten blijven om de lege plaatsen in te nemen. Voor een positie aan onze universiteit willen we de beste kandidaat. Als we geen geschikte kandidaat in Nederland kunnen vinden, hebben we graag een goede buitenlandse onderzoeker.
Drs. Hugo Levie, VSNU (vereniging van universiteiten), CAO-onderhandelaar namens universiteiten: „De vergrijzing aan de universiteiten is niet zo erg als in het beroeps- en middelbaar onderwijs. Maar het is wel iets waar we op moeten letten. Doordat er steeds nieuwe studenten afstuderen en in het wetenschappelijk onderzoek verdergaan, is er voortdurende instroom van jonge medewerkers. Wel dreigt bij een aantal faculteiten een probleem te ontstaan binnen het hogere wetenschappelijk personeel, hoogleraren en universitair hoofddocenten. Buitenlandse wetenschappers zijn niet direct noodzakelijk voor het vervullen van vacatures in de toekomst. De vaste posities van hoogleraar of universitair docent kunnen net zo goed door Nederlandse als door buitenlandse onderzoekers bezet worden. Sommigen zullen blijven en dat is goed, anderen gaan hun kennis gebruiken in hun land van oorsprong, dat is ook prima.”
Ir. Hiske Landheer, promovenda technische materiaalwetenschappen, TU Delft: „Zoals de situatie nu is, ben ik het ermee eens dat buitenlandse onderzoekers nodig zijn om vacatures aan universiteiten te vervullen. Er zijn erg weinig Nederlandse studenten te porren voor een wetenschappelijke carrière. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat in andere sectoren het salaris beter is en je meer maatschappelijke status hebt. Ik denk niet dat de universiteit er veel aan moet doen om onderzoekers binnen te houden. De overheid moet meer geld beschikbaar stellen voor onderzoek, zodat meer banen gefinancierd kunnen worden en het carrièreperspectief voor wetenschappers beter wordt. Dit perspectief is juist waar het in de academische wereld nogal eens aan schort. Na een promotie is een tijdelijke baan aan de universiteit als postdoctoraal onderzoeker gebruikelijk. De volgende stap is een vaste aanstelling als universitair docent of hoogleraar. Zo’n positie is echter vaak niet beschikbaar. Ik vermoed dat, wanneer er functies aan de universiteiten vrijkomen, veel Nederlandse wetenschappers die nu in het buitenland onderzoek doen, terug komen. Voor buitenlandse onderzoekers wordt het dan ook veel aantrekkelijker om hier te blijven.”
Dr. Ana Azuaga, Spaanse biofysica, getrouwd met een Nederlander. Ze heeft een aantal jaren als postdoctoraal onderzoek gedaan in Nederland en is onlangs definitief teruggegaan naar Spanje: „Een van de problemen waar een buitenlandse wetenschapper mee te maken heeft, is de taal. Het is niet het punt dat de Nederlanders slecht Engels spreken, want dat beheersen ze goed. Het punt is dat collega’s het alleen spreken als ze je direct aanspreken. Je mist dan snel het sociale contact als je niet kan deelnemen aan de gesprekken tijdens lunch, meelachen om een grap. Ik weet dat dit anders ligt als er meer buitenlandse wetenschappers zijn binnen een vakgroep. Een ander taalprobleem is het feit dat de meeste formulieren van de universiteit in het Nederlands zijn. Het merendeel van de promovendi en postdocs komen op tijdelijke basis. Je kunt niet verwachten dat ze voor die paar jaar Nederlands leren. Waar je verder tegenaan loopt is de enorme bureaucratie in Nederland. Voor mensen die voor een bepaalde tijd naar Nederland komen, moeten de regels voor zaken als belasting en bankrekeningen veel soepeler worden. Voor mijn persoonlijke situatie is het van belang dat ik niet alleen wetenschapper ben, maar ook moeder. Dit heeft ook een belangrijke rol gespeeld bij mijn keuze om terug te gaan naar Spanje. Naar mijn mening is de houding van de Universiteit Utrecht ten opzichte van moeders heel slecht. Het is heel moeilijk om een positie te krijgen als je een gezin hebt. De Nederlandse universiteiten zouden veel meer moeite moeten doen om dit te veranderen.