Inspectie: politie moet beter omgaan met zedenslachtoffers
De politie houdt nog steeds niet genoeg rekening met zedenslachtoffers, meldt de Inspectie Justitie en Veiligheid. In sommige gevallen voelen slachtoffers zich aangespoord om geen aangifte te doen. Ze „gingen naar de politie met het idee aangifte te gaan doen, maar gingen naar huis met het gevoel ‘laat maar zitten, het heeft toch geen zin’”.
Onderzoekers spraken in opdracht van de Inspectie met 25 slachtoffers van zedendelicten. Twaalf van hen waren over het algemeen tevreden over de manier waarop rechercheurs met hen omgingen, maar zeven waren minder tevreden en drie niet tevreden. Drie anderen gaven „geen eenduidig antwoord”.
In 2020 had de Inspectie al kritiek op de manier waarop zedenrechercheurs te werk gaan. Slachtoffers voelden zich bij gesprekken met de rechercheurs gestuurd om geen aangifte te doen, doordat rechercheurs zeiden dat hun zaak toch geen kans van slagen zou hebben. Ook ontbrak het soms aan persoonlijk contact.
Op veel punten is de aanpak van de politie verbeterd, merkt de Inspectie. In hun omgang met zedenslachtoffers kijken rechercheurs beter waar het slachtoffer behoefte aan heeft. In gevallen waar slachtoffers geen bedenktijd willen, worden ze meestal niet meer overgehaald om toch af te wachten.
Toch blijkt er nog steeds ruimte voor verbetering. Rechercheurs zijn „toch nog sturend” of weten geen begripvolle toon te vinden, schrijft de Inspectie. „De slachtoffers met negatieve ervaringen voelen zich niet gesteund en gehoord.”
De rechercheurs klagen op hun beurt over onderbezetting en werkdruk. Ze gaan „naar eigen zeggen gebukt onder zedenzaken waaraan zij niet toekomen” en hebben te weinig tijd om bij te leren.