Kabinet hoort over zeven weken of beleid derdelanders deugt
Over zeven weken hoort het kabinet of het de opvang van derdelanders uit Oekraïne per 5 maart 2024 mocht stopzetten, of juist niet. Op 22 oktober komt de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie met zijn oordeel in de zaak, die een aantal derdelanders tegen de Nederlandse staat heeft aangespannen.
Derdelanders zijn mensen met een niet-Oekraïense nationaliteit, die in Oekraïne een permanente of een tijdelijke verblijfsvergunning hadden en voor de oorlog in Oekraïne zijn gevlucht, naar onder meer Nederland. Zij kregen in Nederland, op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming die door de Europese Unie was opgezet, dezelfde bescherming als Oekraïense vluchtelingen.
Het kabinet besloot medio juli 2022 dat derdelanders vanaf september 2023 geen tijdelijke bescherming meer zouden krijgen.
Talloze rechtszaken volgden, tot aan de Raad van State toe. Die oordeelde in januari 2024 dat de opvang per 5 maart 2024 mocht worden stopgezet. Daarop stapte een aantal derdelanders naar het Europese Hof. Ook de Raad van State wilde duidelijkheid van het Hof.
De vier advocaten van de derdelanders betoogden dinsdag tijdens een zitting dat Nederland niet op „eigen houtje” de opvang van derdelanders mocht stopzetten. Iedereen die Nederland onder die Richtlijn Tijdelijke Bescherming liet vallen, heeft het recht op opvang tot de Europese Unie besluit dat die regeling eindigt.
De advocaat van Nederland betoogde dat Nederland wel zelf mocht beslissen om de opvang van derdelanders te stoppen. Lidstaten mochten destijds zelf kiezen om een grotere groep op te vangen dan volgens de Europese afspraken verplicht was, en „dus ook zelf bepalen wanneer ze dat weer inperken”. De advocaat van de Europese Commissie sloot zich daarbij aan.
Op een ander punt stond de EC echter lijnrecht tegenover Nederland. Nederland heeft 1400 derdelanders, ruim voordat hun tijdelijke bescherming zou eindigen, een zogeheten terugkeerbesluit gestuurd. Zo’n besluit, waarin staat dat iemand uit Nederland weg moet, mag pas worden genomen als iemand illegaal in Nederland verblijft, betoogde de advocaat. Dat stelden ook de advocaten van de derdelanders.
Een aantal van de veertien rechters stelde hierover kritische vragen aan de Nederlandse advocaat. Die zei dat het juist voor tijdige duidelijkheid zorgde voor de derdelanders en dat het nodig was om de rechtbanken te ontlasten, gezien de verwachte rechtszaken tegen het terugkeerbesluit.