Jongeren minder in voor vrijwilligerswerk
Steeds minder jongeren zijn enthousiast te krijgen voor vrijwilligerswerk. Ongeveer de helft van al het werk is in handen van mensen tussen de 55 en tachtig jaar oud. Het aandeel van de jongeren is de afgelopen jaren teruggelopen tot iets meer dan een kwart.
Dat blijkt uit het onderzoek ”Vrijwilligers in soorten en maten II”, dat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) is uitgevoerd. In 1985 deed nog 38 procent van de jongeren vrijwilligerswerk. Dat was toen zelfs hoger dan het percentage van de ouderen (35 procent).
De belangrijkste reden voor de verschuiving is volgens de onderzoekers dat generaties van voor 1950 zich meer identificeren met een maatschappelijke of levensbeschouwelijke stroming. Ook deed zich de afgelopen jaren een afname van het aantal vrijwilligers voor. Dat komt bijvoorbeeld door een toenemend tijdgebrek, speciaal onder werkende mensen, en een verschil in mentaliteit tussen oudere en nieuwe generaties.
De onderzoeksgegevens zijn afkomstig van een landelijk tijdsbestedingsonderzoek over de periode najaar 1985 tot 2000, onder mensen van twaalf jaar en ouder. In de jaren tachtig deed nog bijna een op de drie Nederlanders wekelijks vrijwilligerswerk. In 2000 was dat een op de vier. De vrijwilligers zijn per week ruim vijf uur kwijt aan de werkzaamheden, die steeds vaker overdag en minder vaak ’s avonds gebeuren.
Mannen en vrouwen zonder werk of drukke gezinstaken zijn de meest actieve vrijwilligers. Hun opleiding is vaak boven het gemiddelde niveau en ze leven veelal van een bescheiden inkomen. Ze gunnen zich vaak weinig tijd voor hun eigen hobby’s en kijken erg weinig televisie. Verder is deze groep vaak gelovig, met name protestant.