Meditatie: Geef Mij uw hart
Mattheüs 25:4
„Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen.”
Onder deze vaten versta ik het hart van de maagden, want religie zonder hart is als eiwit zonder zout: het is slechts „lichamelijke oefening die geen nut doet”. Als we tot God naderen met onze mond en we Hem met onze lippen eren, maar ons hart is verre van Hem, dan is onze godsdienst ijdel. Als we onze schreden richten naar de hemel en hopen dat we daar zullen aankomen, terwijl we ons hart zetten op de dingen van de tijd en hetgeen zichtbaar is, dan gaan we zonder ons hart. Waar ons hart is, daar zal onze schat ook zijn.
God belooft dat Hij ons stenen hart wil wegnemen en ons een vlezen hart wil geven: „En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal een nieuwe geest in het binnenste van u geven” (Ezechiël 11:20). „Want Ik zal ze degenen vergeven die Ik zal doen overblijven” (Jeremia 50:20). „En de HEERE, Uw God, zal uw hart besnijden om de HEERE, uw God lief te hebben, opdat gij leeft” (Deuteronomium 30:6).
Als we God niet met het hart dienen, hebben we geen geloof, „want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid”. Waar geen hart is, is ook geen Christus, want Hij woont door het geloof in het hart. Zonder hart is er ook geen genade, want genade is de verborgen mens des harten.
William Huntington, predikant te Londen
(”De wijze en de dwaze maagden”, 1835)