„Europa moet geloof rehabiliteren”
Europa moet kritische zelfverantwoording afleggen en het christelijk geloof rehabiliteren. Het nieuwe Europa heeft de ideeën van de christelijke traditie nodig om werkelijk inhoud en richting te kunnen geven aan de formele begrippen waarmee het de samenleving wil gaan ordenen.
Dat betoogde R. Kuiper, directeur van het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie, dinsdagavond tijdens een debat in de Rode Hoed in Amsterdam. Dat debat, georganiseerd door het Historisch Platform, ging over de toekomst van Europa. De zogeheten Europese Conventie buigt zich momenteel over de grondslagen van Europa. Welke ideeën moeten daarbij de leidraad zijn?
Hoofdspreker was de Engelse historicus Jonathan Israel, die niet alleen een standaardwerk over de geschiedenis van de Nederlandse Republiek heeft geschreven, maar ook een omvangrijke studie over de radicale Verlichting. De waarden die achttiende-eeuwse filosofen ontdekten, moeten volgens Israel ook de waarden van het nieuwe Europa zijn. Het gaat dan om zaken als gelijkheid, tolerantie, emancipatie en democratie.
„Deze waarden zijn rechtvaardiger en juister dan alle andere”, aldus Israel, die tevens zei te geloven dat de moderne samenleving zich onvermijdelijk in liberale en moderne richting ontwikkelt. „Tal van groepen -vrouwen, andersgelovigen en homo’s- zullen streven naar de omverwerping van conservatieve structuren.”
Twee tradities moesten het in de lezing van Israel ontgelden: de christelijke en de conservatieve. Israel ontkende dat het christendom een van de fundamenten van de Europese beschaving vormt. „Die gedachte is een grote fout.” Israel associeert het christelijk geloof met anti-judaïsme, met een vijandige houding tegenover de filosofie, met ongelijkheid, vervolgingen en onderdrukking. Pas in de achttiende eeuw werd Europa dankzij de Verlichting van dit kwaad bevrijd.
Edmund Burke, de vader van het conservatisme, was volgens Israel antidemocratisch, een voorstander van aristocratie en kerkelijke macht. Hij was een reactionair en -in één woord- niets anders dan „een teken van oneer.”
Kuiper sloot zich aan bij denkers als Da Costa, Groen van Prinsterer en Bob Goudzwaard, die allen de erfenis van de Verlichting hebben bekritiseerd. Kuiper benadrukte dat het wegvallen van het christelijk geloof slechts de ruimte heeft geschapen voor een nieuwe religie, „het moderne heidendom”, zoals de historicus Peter Gay het heeft genoemd.
Bij verlichte idealen als vrijheid, gelijkheid en universaliteit kan ook een christen zich het een en ander voorstellen, aldus Kuiper. Heeft Abraham Kuyper niet principieel voor pluralisme gekozen en zich verzet tegen een dominante rol van de overheid en ideologische gelijkschakeling? Maar het komt erop aan, zo betoogde Kuiper vurig, „welke inhoud en richting we aan deze idealen geven.”
De waarden van de Verlichting op zich kunnen de samenleving wel structureren maar geen doel geven, aldus Kuiper. „We moeten ook de inhoud van de begrippen bepalen en een kompas zoeken voor onze koers.” Het maakt nogal wat uit of vrijheid en gelijkheid liberaal of christelijk worden ingevuld. Christelijke politiek heeft bijvoorbeeld altijd een belangrijke sociale component, zei Kuiper, die Groen van Prinsterer in dit verband prees als „de profeet van het antiglobalisme.”
Kritiek op de lezing van Israel had ook de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging, die samen met historicus Thomas von der Dunk en PvdA-kandidaat-kamerlid Godelieve van Heteren deel uitmaakte van het forum. Hij zei respect te hebben voor Israel als historicus, maar verweet hem bij de actualisering van de Verlichting te vervallen in „slogans, die de waarden van die tijd moeten propageren.” Het „naïeve rationalisme” van de Verlichting heeft tot nieuwe ketenen geleid, stelde Kinneging. Het individualisme tot „een massasamenleving zonder sociale verbanden” en het democratisch ideaal deed vergeten dat voor een goed functionerende democratie altijd „burgerschap en elitevorming” nodig is.
Kinneging hekelde ook het antihistorische van de Verlichting. „Het ideaal zelf te durven nadenken leidde tot verachting van de christelijke denkers uit het verleden, bij wie men niet meer te rade wil gaan. Voor mij bevat de ware rationaliteit ook een zekere overgave, een aansluiting bij wijsheid en tradities van vroeger. Het rationalisme van de Verlichting is het toppunt van irrationaliteit.”
Over de toekomst is Kinneging somber. „De eenheid van de Europese cultuur is sinds 1800 verbroken. Een kans op wederkeer naar de bronnen van het christelijk geloof en de antieken acht ik zeer klein. Wat dan overblijft is Europa als vrijhandelszone, waarin de economische mens centraal staat en alle identiteiten verder zullen afvlakken.”
Om dat perspectief te voorkomen bepleitte Van Heteren het opnieuw ter sprake brengen van „zingevende tradities.” „Prima”, reageerde Kuiper, „maar dat moet vooral vanuit de samenleving komen. Binnen politieke instituties zijn de mogelijkheden voor dat soort discussies uiterst beperkt. Mijn partij heeft dat keer op keer geprobeerd, maar is in de Tweede Kamer voortdurend buiten de orde van het debat verklaard.”