Honger, hoop, verlangen: oorlogsgruwelen herdacht
Honger, hoop, verlangen. Daarvan spreekt het dagboek van Karel Nicolaas zur Mühlen, door de Japanners gevangengehouden in Nederlands-Indië. Zijn achterkleindochter vertelde er donderdagavond over bij het Indisch Monument in Den Haag, waar het einde van de Tweede Wereldoorlog werd herdacht.
Zur Mühlen werd met stokslagen gestraft en urenlang vastgebonden aan een paal, omdat hij niets wilde vertellen over het smokkelen van voedsel door de uitgehongerde gevangenen. Hij hield hoop. En hij schreef over zijn verlangen naar zijn vrouw en beide dochters, die in Australië in vrijheid leefden. „Hoe lang zal het nog duren voordat ik jullie terugzie?” Slechts eenmaal konden ze hem een korte boodschap sturen. Elf dagen nadat de gevangene de briefkaart ontving, overleed hij, nog maar 41 jaar oud.
Hij is een van de vele slachtoffers die donderdag werden herdacht. Dat gebeurde tijdens plaatselijke herdenkingen in zo’n vijftig Nederlandse gemeenten. Het gebeurde ook in Indonesië, op Ereveld Menteng Pulo in hoofdstad Jakarta. Zur Mühlens achterkleindochter Kyra van Aerssen, leerling van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum (VCL) in Den Haag, herdacht hem bij het Indisch Monument, dat door deze school is geadopteerd. Elk jaar spreekt een VCL-leerling hier tijdens de nationale herdenking. Ditmaal Kyra, over het dagboek van haar overgrootvader, dat in handen van zijn familie kwam, maar tientallen jaren ongelezen bleef.
Te zwaar
Zo werd er vaak gezwegen over de gruwelen tijdens de oorlog. Romanschrijfster Yvonne Keuls (92) vertelt er tijdens de herdenking over, samen met haar kleindochter Babiche. Keuls en haar echtgenoot Rob, die vorig jaar overleed, hadden afgesproken hun kinderen niet met oorlogsverhalen te belasten. Totdat Robs tweelingbroer zich door het hoofd schoot omdat de herinneringen hem te zwaar werden. Toen reisde het echtpaar naar Indonesië en vertelde Rob zijn vrouw welke ontberingen hij daar doorstond in de jongenskampen waarin hij door Japanse soldaten werd opgesloten. Over de martelpartijen die hij had gezien.
Hij vertelde ook over zijn vader Aat, een van de krijgsgevangenen die op het Molukse eiland Ceram vliegvelden voor de Japanners moesten aanleggen. In de „bloedhitte”, vrijwel zonder eten en drinken. Ze kregen dysenterie, en velen stierven. Robs vader moest toekijken toen andere krijgsgevangenen werden afgeranseld en met bajonetten werden vermoord omdat ze hadden geprobeerd te vluchten.
Zulke verhalen, of juist de geheimzinnigheid daarover, leven in veel families voort: 2 miljoen Nederlanders hebben wortels in het vroegere Indië. „Wij moeten de verhalen onthouden en doorvertellen, opdat het niet weer zal gebeuren”, zegt Babiche Keuls.
Demonstratie
Duizenden mensen komen elk jaar naar het monument in Den Haag om de slachtoffers van de oorlog in Azië te gedenken. Elk jaar wordt het Indisch Onze Vader gebeden. Elk jaar klinkt de Indische klok en wordt na het taptoesignaal een minuut stilte gehouden. Het eerste couplet van het Wilhelmus wordt gezongen of –door de meesten– beluisterd.
Premier Schoof en staatssecretaris Karremans van Welzijn leggen donderdag de eerste krans. De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer volgen.
Drie generaties uit de Indische en Molukse gemeenschap leggen samen een krans. Maar eerst klinkt een opname over het veld waarin ze vertellen waarom ze dit doen. Onder meer ter gedachtenis aan een grootmoeder die door de Japanse geheime politie naakt aan haar voeten werd opgehangen en zo overleed.
Alle slachtoffers –burgers en militairen– worden herdacht. Een van degenen die voor hen een krans leggen is de 103-jarige Johan Geneuglijk uit Scherpenzeel, de laatste Nederlandse overlevende van de Slag in de Javazee in februari 1942.
Voor het eerst is er dit jaar een krans voor de Molukse militairen uit het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Voorafgaand aan de herdenking was er een demonstratie voor onafhankelijkheid van de Molukken, West-Papoea en Atjeh.
Verlangen
Ruben Annink is achterkleinzoon van een KNIL-militair die zijn medegevangenen bij de Birma-Siamspoorweg met een eigengemaakt liedje opriep niet te klagen. Nu zingt Annink een lied van de op 15 juli dit jaar overleden zangeres Wieteke van Dort. Zij was twee jaar toen haar vader in 1945 door pemoeda’s –jonge Indonesische onafhankelijkheidsstrijders– werd vermoord. Ruben zingt haar ”Liedje van verlangen”. „Ach, land van sawahs, gamelan en palmen, dat verlangen raak je nooit meer kwijt.”
Opnieuw worden kransen gelegd, door de Indonesische ambassadeur en door vertegenwoordigers van de geallieerde landen die Japan destijds versloegen. De Haagse burgemeester Van Zanen draagt een gedicht voor van cabaretier Wim Kan, die de dwangarbeid aan de Birmaspoorweg overleefde: „Er leven niet veel mensen meer die het hebben meegemaakt. Geen mensen meer die zagen hoe hun naasten werden afgemaakt. Die van de honger en de slaag nog kunnen spreken hier vandaag. Bij wie die beelden hen nog iedere nacht bezoeken, komen kwellen. Er leven niet veel mensen meer die het nog na kunnen vertellen.”