Wetenschappelijke werkvloer verbetert maar mondjesmaat
Vernieuwingen die ervoor moeten zorgen dat werken in de wetenschap aantrekkelijk blijft, komen maar langzaam op gang. Dat constateert het Rathenau Instituut in een rapport dat donderdag is gepubliceerd. Volgens het instituut worden onderzoekers nog altijd vooral beoordeeld op hun onderzoek en zijn zij „ontevreden over de ruimte die ze krijgen om zich te ontwikkelen op andere kerntaken”.
Vijf jaar geleden is een landelijk programma gestart waarmee onderzoekers meer ruimte moesten krijgen om zich ook op andere vlakken te ontwikkelen, zoals onderwijs of management. Maar volgens het Rathenau Instituut heeft dat programma nog niet overal voet aan de grond gekregen. Veel onderzoekers zeggen nog steeds vooral te worden beoordeeld op „traditionele criteria zoals excellent onderzoek”. Andere taken, zoals het geven van onderwijs, zouden ondergewaardeerd worden. Ook blijft het aandeel docenten dat een onderwijsbevoegdheid heeft steken op 60 procent.
Volgens onderzoekscoördinator Alexandra Vennekens van het Rathenau Instituut blijft de wetenschap nog „te veel hangen in oude gewoonten waarbij het vooral draait om peerreviewed onderzoek”. Terwijl het, nu de personeelsinstroom is toegenomen, belangrijk is om talenten vast te houden, zegt ze. Dat zou bijvoorbeeld kunnen „door ze mogelijkheden te bieden om zich verder en breder te ontwikkelen als het gaat om teamprestaties, leiderschap en management”.
Jonge onderzoekers zijn volgens het Rathenau Instituut ook vaak onzeker door competitie, tijdelijke contracten en relatief slechte doorstroommogelijkheden. Hierdoor ervaren ze meer werkdruk. Daarnaast werkt ruim een kwart van de onderzoekers en docenten aan universiteiten wekelijks flink over.
Het Rathenau Instituut constateert wel „kleine verbeteringen” ten opzichte van de vorige keer dat het onderzocht hoe de Nederlandse wetenschap ervoor stond, in 2020. Toen had bijvoorbeeld 27 procent van de onderzoekers een tijdelijk contract, tegenover 24 procent nu. En hoewel Nederland wat betreft het aandeel vrouwelijke wetenschappers onder het Europese gemiddelde blijft, nam dat aandeel wel toe van 27 procent naar 30 procent. Ook is de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap nog altijd hoog en nam het aantal wetenschappelijke medewerkers aan universiteiten de afgelopen jaren fors toe, doordat de overheid meer geld over had voor onderzoek.