Ontheffing voor stort afval processierups
De provincie Gelderland geeft gemeenten een ontheffing om resten van dode eikenprocessierupsen buiten de reguliere stortplaatsen te dumpen.
Dat bleek woensdag tijdens een bijeenkomst over de bestrijding van de rups in het provinciehuis. Gelderland was vorig jaar verrast door de snelle opmars van de rups, die vooral door zijn brandharen voor mensen schadelijk is.
Bestrijding van de rupsen kan op mechanische, chemische en biologische wijze. De mechanische bestrijding levert nogal wat afvalwater op. Dit water, inclusief rupsrestanten met brandharen, moest tot heden worden geloosd op de reguliere stortplaatsen.
Sinds woensdag is het mogelijk hiervoor ontheffing te krijgen en het vervuilde water op eigen locaties te begraven. Hiermee besparen gemeenten en grondeigenaren ongeveer 150 euro per ton water.
Ontheffing is mogelijk als er geen chemische bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt en de stortplek 1,5 tot twee meter diep is. Bovendien moet de plaats van storten niet in een grondwaterbeschermingsgebied liggen en afgeschermd zijn voor onbevoegden.
Gemeenten krijgen volgende maand een brief waarmee ze ontheffing kunnen aanvragen. Als de ontheffing voor 15 mei is ingediend, mag de gemeente alvast storten. Wel moet ze dit melden aan de provincie. Rond oktober zal de definitieve ontheffing volgen.
Volgens H. Stigter van de Plantenziektekundige Dienst van de Universiteit Wageningen kon de eikenprocessierups de achterliggende jaren snel oprukken dankzij de lintvormige bebouwing en vele wegen met eikenbomen in Brabant. Naar verwachting zal de rups deze zomer zelfs in Overijssel komen.
De eikenprocessierups kwam in 1989 voor het eerst sinds een eeuw in Nederland voor. Na een plaag in 1996 nam de populatie af, om vorig jaar weer sterk toe te nemen.
Hoe het komt dat de eikenprocessierups zich zo goed kan handhaven, is nog onbekend. Mogelijk heeft het te maken met klimaatveranderingen. „Door één graad opwarming kan een insectensoort wel 500 kilometer noordelijker voorkomen”, zegt Stigter.