Ledental GKV vorig jaar gedaald
Het aantal (doop)leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) is vorig jaar, na een jarenlange periode van stijging, gedaald.
Per 30 september 2004 bedroeg het aantal belijdende leden 79.253, dat is 152 minder dan het jaar ervoor. Het totale zielental nam met 797 af tot 126.152.
Dat blijkt uit het statistisch overzicht dat is opgenomen in het onlangs verschenen Handboek 2005 van de GKV.
Weliswaar, schrijft ds. J. H. Kuiper uit Assen in zijn jaaroverzicht 2004, „zijn er 556 broeders en zusters toegelaten tot de gemeenschap van de kerk -en dat is beduidend meer dan in de voorgaande periode-, maar niet minder dan 2243 leden hebben zich onttrokken. In de periode daarvoor waren dat er 1209.”
Van 831 van hen is, aldus ds. Kuiper, bekend dat ze zijn meegegaan met de zogenoemde nieuwe vrijmaking. Daarnaast voegden zich leden bij „een van de vele evangelisch getinte gemeentes in ons land. Een van hen, Bert Bolhuis uit Leek, deed veel stof opwaaien met zijn brochure ”werkelijk vrij”, waarin hij zijn stap verantwoordt.” In totaal 288 leden gaven aan niet meer bij een kerk te willen horen.
Tussen 1 oktober 2003 en 30 september 2004 werden opnieuw minder kinderen gedoopt, constateert de predikant. „Dit laatste is een trend in de afgelopen jaren: in het jaar tweeduizend waren het er nog 2180; nu 1841.” Opvallend is volgens hem ook het aantal (doop)leden van wie verklaard werd „dat ze buiten de gemeenschap van de kerk staan, als droevig einde van een tuchtoefening. Het waren er weer meer dan vorig jaar. Meer belijdende leden dan doopleden overigens.”
Het aantal dienstdoende predikanten nam af met negen. Vier predikanten begonnen voor het eerst in een gemeente, zes gingen er met emeritaat, van wie vier wegens het bereiken van de normale leeftijd en twee vervroegd. „In 2004 waren er maar liefst zes die -om uiteenlopende redenen- ontheffing uit het ambt gevraagd hebben. Een predikant moest worden losgemaakt.”
In het jaaroverzicht zijn ook de „summiere conclusies” opgenomen van een representatief onderzoek dat ds. Kuiper uitvoerde naar „de plaatselijke praktijk in de kerken.” Hierin werden vragen gesteld over onder meer het gebruik van nieuwe gezangen en de opvattingen over -gevoelig liggende- synode-uitspraken over bijvoorbeeld de zondagsrust en echtscheiding. Aan het onderzoek namen 231 van de 275 vrijgemaakte kerken deel. Op de website www.handboekgkv.nl zal te zijner tijd een digitale versie van het jaaroverzicht worden gepubliceerd.
De predikant uit Assen concludeert onder meer dat „het liturgisch besef groeit.” Zorgelijk is in zijn ogen het teruglopende bezoek van de zondagmiddagdienst. In 71 procent van de vrijgemaakte kerken wordt deze „duidelijk minder bezocht dan de morgendienst.” Ds. Kuiper: „Ik weet best dat dit (de middagdienst; red.) een instelling van de kerk zelf is. Toch heeft die dienst, zolang de catechismus regelmatig aan de orde komt, zijn eigen plaats als leerdienst in de kerken.”
Diensten met een speciaal karakter zijn er in 71 procent van de kerken. In „verreweg de meeste kerken” worden naast het orgel een aantal keren per jaar andere instrumenten gebruikt.
Het onderzoek leerde verder dat in bijna de helft van de gemeenten „de verontrusting over de ontwikkelingen een rol speelt.” Dit „vreet veel energie van kerkenraden”, schrijft ds. Kuiper. „Als je dat combineert met de klacht dat er geen echt gesprek ontstaat tussen de vertegenwoordigers van de opvattingen die nu binnen de kerken een rol spelen, is het huiswerk voor de komende tijd duidelijk. Dat gesprek toch maar weer aangaan, zoals bijvoorbeeld het weekblad ”De Reformatie” dat vorig jaar diverse keren gedaan heeft.”
De predikant besluit zijn overzicht met een verwijzing naar de houding van dr. H. Bavinck. „In die houding van duidelijkheid en openheid, van respect voor elkaars overtuiging en de bereidheid elke keer te leren, in het vertrouwen dat God altijd het laatste woord heeft, ligt onze koers voor de toekomst.”