Debat over begrotingspact nadert ontknoping
De ministers van Financiën van de EU-landen proberen tijdens hun beraad van volgende week dinsdag en woensdag een akkoord tot stand te brengen over een herziening van het stabiliteitspact. Komen zij er niet uit, dan ligt het onderwerp veertien dagen later op het bordje van de regeringsleiders.
De tijd dringt. Het is de bedoeling dat de onderhandelingen in ieder geval uiterlijk tijdens de lentetop van 22 en 23 maart worden afgerond. De besluitvorming vereist unanimiteit. De verschillen in opvatting tussen de rekkelijken en preciezen in het debat over de budgettaire discipline zijn echter nog lang niet overbrugd.
De Nederlandse bewindsman Zalm geldt in de discussie met zijn collega’s als een vertegenwoordiger van de strakke lijn bij uitstek. Hij heeft na de vorige overlegronde, half februari, aangegeven dat er met hem geen zaken valt te doen als het erop uitdraait dat het pact in de praktijk straks weinig meer voorstelt.
In een interview met het Duitse magazine WirtschaftsWoche waarschuwde hij recent: „Het is moeilijk in te denken dat we een gemeenschappelijke munt hebben en dat er tegelijk anarchie heerst op het terrein van de begrotingspolitiek.”
Hij weet zich bij zijn opstelling geruggensteund door de bestuurders op het monetaire vlak. Zo heeft vice-president Stark van de Bundesbank er op een seminar nog eens krachtig voor gepleit toch vooral niet te veel overhoop te halen. „Het beste zou zijn de regels gewoon ongewijzigd te handhaven, maar ik ben realistisch genoeg om te beseffen dat dat er niet inzit”, hield hij zijn gehoor voor.
Daaraan voegde hij toe dat versoepeling van het regime kan uitmonden in hogere inflatie en hogere rente en in spanningen tussen de overheden en de centrale banken.
In het verleden, bij de verwezenlijking van het europact in het vorige decennium, vond de Bundesbank de Bondsregering aan haar zijde. Maar van een gezamenlijk optreden is nu geen sprake meer. Integendeel, de huidige kanselier -sociaal-democraat Schröder- loopt voorop om de Europese voorschriften af te zwakken. Hij en zijn rood-groene coalitie ervaren die als een keurslijf dat onvoldoende ruimte biedt om de kwakkelende economie erbovenop te helpen.
Zij slagen er al vanaf 2002 niet in het tekort van de schatkist onder de grens van 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) te houden en zij wensen daarover niet voortdurend door Brussel gekapitteld te worden.
De oosterburen hebben geopperd om voortaan bij overschrijding van het plafond alleen een strafprocedure te starten, met als ultieme stap een fikse boete in het geval van „zwaarwegende fouten” van de desbetreffende lidstaat. Zij dringen erop aan allerlei uitgaven die bedoeld zijn om de groei te bevorderen, bijvoorbeeld in de sfeer van de infrastructuur en de innovatie, bij de berekening van de omvang van het negatieve saldo buiten beschouwing te laten.
Frankrijk en Italië voelen daar ook wel voor. Met name Nederland en Oostenrijk streven er echter naar de catalogus van uitzonderingen zo klein mogelijk te houden. Zij wijzen een ontwikkeling in de richting van een situatie dat er een grote interpretatiemarge is bij de beoordeling van de budgettaire prestaties af, uit angst voor eindeloos gesteggel, waarbij betrokkenen bovendien waarschijnlijk niet alleen financieel-economische overwegingen hanteren.
Zalm hoopt dat het lukt om in de kring van de vakministers een deal te sluiten. Hij voorziet namelijk politieke koehandel als op het hoogste niveau hun chefs een compromis moeten vinden. Wellicht dat de Duitsers daar juist op aansturen.
Behalve over het stabiliteitspact wil premier Juncker van Luxemburg, die momenteel het roulerend EU-voorzitterschap bekleedt, dit halfjaar ook een poging doen om overeenstemming te bereiken over de meerjarenbegroting van de Unie voor de periode 2007-2013. De Europese Commissie zet daarbij in op een uitgavenmaximum van 1,14 procent van het opgetelde bbp.
Duitsland, dat van alle lidstaten de grootste bijdrage levert aan de gemeenschappelijke kas, verlangt daarentegen zuinigheid en opteert ervoor een streep te trekken bij 1 procent.
Oké, we zijn bereid meer geld over te maken aan Brussel, maar onder de voorwaarde dat we niet gestraft worden voor het hogere begrotingstekort dat daaruit voortvloeit, lijkt een niet ondenkbare redenering van de kant van Berlijn. Volgens sommige media heeft staatssecretaris van Financiën Ehlers vorige week in het parlement een dergelijke uitruil gesuggereerd.
Diens ministerie ontkende dat meteen. Hij zou verkeerd zijn begrepen. „Er is geen relatie tussen beide dossiers. Het ene heeft niks met het andere van doen”, verzekerde een woordvoerder.
Maar toch, het wekt geen verbazing dat Zalm de regeringsaanvoerders liever niet opzadelt met besprekingen over de budgettaire spelregels.